Poppen en figuren maken

Met poppen- en figurentheater kan je een verhaal beeldend brengen. Er zijn veel mogelijkheden: je kan met figuren spelen die piepklein zijn of net enorm groot; je kan de manipulatie van de figuren zichtbaar maken of net niet; je kan alleen maar met figuren spelen of er acteur(s) bij betrekken. Je kan spelen met handpoppen, draadpoppen, stangpoppen, objecten … Als alles aan dat plaatje klopt, wordt het publiek – zowel kinderen als volwassenen – helemaal meegenomen in het verhaal dat de poppen en figuren brengen.

Het maakproces

Poppen- en figurentheater is onlosmakelijk verbonden met het maken van poppen en figuren. Meestal begint het met een idee, een thema of een regisseur die je een opdracht geeft. Als het om een bepaalde voorstelling gaat, moet je bepalen welke personages er allemaal zijn. Misschien moet je niet voor elk personage een pop maken: sommige kunnen enkel een masker zijn, door een acteur gespeeld worden of zelfs niet op het toneel komen en alleen maar hoorbaar zijn.

De volgende stap is nadenken over de eigenschappen van het figuur: Wat wil ik ermee uitdrukken? Wat moet dat kunnen? Hoe moet het kunnen bewegen? Hoelang komt het figuur op de scène? Je moet ook nadenken over hoe groot de pop wordt en welke materialen je gebruikt. Sommigen maken dan een schets van het figuur, maar er zijn ook makers die direct een aantal spullen of materialen bij elkaar zoeken en met het figuurtje beginnen spelen om het in de vingers te krijgen. Afhankelijk hoeveel tijd je hebt, kan je een prototype van het figuur maken. Met dat prototype kan je dan improviseren om te kijken wat het kan en waar je op moet letten bij het maken van het figuur zelf.

Het proces van het maken kan je zowel individueel als in groep doorlopen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand de pop zelf maakt en dat iemand anders het kostuum of het mechanisme uitwerkt. Ook de regisseur kan betrokken worden bij het proces.

Verschillende materialen

Je moet steeds afwegen welk materiaal je zal gebruiken. Voordat plastic of andere lichte synthetische materialen bestonden, gebuikte men hout. Het was toen een relatief licht en makkelijk te bewerken materiaal. Het heeft een authentieke uitstraling en je kan er heel sprekende gezichten uit snijden. Ook de mechaniek, om bijvoorbeeld het hoofd te laten draaien en knikken, werd in hout gemaakt. De houten popjes werden echter te klein om in een grote zaal te gebruiken. Grotere figuren uit hout wegen veel meer. Men moest dus op zoek naar nieuwe materialen. Papier-maché is bijvoorbeeld veel lichter, maar kan wel de uitstraling hebben van hout.

Eind jaren ‘60 wonnen ook andere materialen podiumterrein, zoals mousse (schuim). Mousse is heel flexibel en beweegt op een leuke manier. Het nadeel is dat het na 20 à 30 jaar uit elkaar valt. Isomo is dan weer veel harder en dus niet zo beweeglijk, maar het gaat niet snel kapot. Eigenlijk is qua materiaal alles mogelijk, maar als je wil dat de poppen sterk zijn, licht genoeg om de hele tijd te kunnen dragen én beweeglijk, dan kom je snel uit bij kunststoffen. Ook textiel is een fantastisch materiaal om mee te werken. Het leuke is dat je er volumes mee kan suggereren. Zo kan je bijvoorbeeld een mannetje maken uit platenvilt waar je een beetje door kan kijken, toch zie je een mannetje staan.

Daarnaast heb je nog objecttheater waarbij je iets vertelt met objecten. Je gebruikt deze objecten als (een onderdeel van een) figuur. Een bril kan bijvoorbeeld op zichzelf een personage zijn dat goed kan zien. Maar je kan bijvoorbeeld ook een vulpen nemen als neus voor een figuur die alles met zijn neus moet opschrijven.

Manueel of mechanisch bedienen

Meestal worden poppen en figuren volledig met de hand bediend, maar tegenwoordig worden sommige figuren mechanisch bestuurd. Op zich is dat heel interessant, maar deze techniek staat nog in zijn kinderschoenen. Figuren die mechanisch bestuurd worden, bewegen naar mijn mening nog te houterig. Je zou het kunnen vergelijken met de eerste kleurentelevisie waar iedereen nog een groen of geel hoofd had. Net zoals de televisie evolueerde, zal deze techniek zich nog verder ontwikkelen.

Voorstelling 'De Tuin van de Walvis' | © Diego Franssens