Rijden met een billenkar aan de Belgische kust

Het rijden met een billenkar aan de Belgische kust is een gebruik dat opkwam samen met het kusttoerisme.

De term billenkar staat voor een voertuig met meer dan twee wielen dat door middel van 'trappen' voortbeweegt. Andere termen die gebruikt worden zijn skelter, billentaks, quisse-tax, kustrijwiel, go-cart, … ‘Quisse’ is de Franse term voor de ‘billen’ die zichtbaar werden wanneer de wind in de lange rok van de dames speelde.

Een billenkar wordt louter voor recreatieve doeleinden gebruikt, om te rijden op de zeedijk of in de straten van een badstad. Niet enkel kinderen doen het, ook volwassenen rijden met plezier op zo’n trapauto. Voor kinderen zijn er de kindvriendelijke trappertjes in de vorm van een politiewagen, een traktor, een paard of ander dier, uitgebouwd als ijsjeskraam,... Deze figuren zijn meestal uitgewerkt in polyester en worden vastgemaakt op het stalen onderstel. Volwassenen en gezinnen met kinderen kiezen voor de vier-, zes- tot 12-trappers met een eerder sobere vormgeving. Het zijn doorgaans toeristen (verblijfs- of eendagstoeristen) die een rit maken met een billenkar.

Een billenkar huur je bij één van de verhuurders die zich vestigden langs de dijk. Voor veel van die verhuurders zorgde dit voor een extra inkomst tussen Pasen en november. In de zomer was het alle hens aan dek, en werd de hele familie ingeschakeld, ook de kinderen. De verhuur wordt doorgaans van generatie op generatie doorgegeven. Het zijn vooral deze verhuurders die het gebruik in stand houden.

In België is nog slechts één billenkarrenleverancier, maar dat is voldoende: ze zijn robuust en gaan tot dertig jaar mee. Ze worden gemaakt van stalen buizen die geplooid en aan elkaar gelast worden. Dan verlaten ze even de werkplaats om ze te zandstralen en te metalliseren door een gespecialiseerde firma. Eens de billenkar terug is, worden alle bewegende onderdelen op het chassis gemonteerd. Ze gaan vervolgens de spuitcabine in en krijgen twee lagen van een mooie kleur. Daarna is het tijd voor de finishing touch: stoelen, tandwielen, kettingen, sturen en wielen monteren.

De eerste billenkarren en verhuurders verschenen eind de jaren ‘20 van de twintigste eeuw. Eind de jaren ‘30 is de billenkar populairder dan de fiets aan de kust. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de billenkar even een functioneel voertuig. Ze worden gebruikt om te vluchten over de Franse grens, ze zijn handig om te spioneren en ook de Duitsers zijn fan van het voertuig.

Vanaf de jaren ‘60 bereikt de verhuur van billenkarren haar hoogtepunt. Het toerisme is vanaf dan niet enkel iets voor welgestelden. Door de vijfdaagse werkweek en de congé-payé krijgt de hardwerkende Belg meer vrije tijd en de mogelijkheid om zelf op reis te gaan naar zee. Veelal werd de dag afgesloten met een ritje op de dijk en ook op de dagen dat het weer wat minder was, was het rijden een leuk alternatief.

Vandaag trekt de kust meer en meer dagjestoeristen en is het aantal verhuringen gedaald. Toch zijn er vandaag nog een vijftigtal trotse, geëngageerde en gemotiveerde verhuurders actief aan onze kust.

In honderd jaar is er veel veranderd, maar wat altijd is gebleven is het plezier van het trappen!

Erwin Mahieu tijdens een ritje op de billenkar, 1953 | © Erwin Mahieu (rechthebbende)