Manueel klokkenluiden Roeselare

In veel dorpen in Vlaanderen kan je ze nog elk uur horen slaan: de grote bronzen klokken van de kerk. In Vlaanderen worden in amper drie gemeenten klokken nog met de hand geluid: in Roeselare, Zogge en Leuven. Als je ergens anders een klok hoort luiden, dan betekent het dat die klokken elektrisch worden aangedreven, al werd dit op die plaatsen tot enkele decennia geleden ook gewoon met de hand gedaan.

Standaard worden de klokken zeven dagen op zeven geluid, drie keer per dag (om 6.45 uur, 12 uur en 20 uur) en bij allerlei christelijke of burgerlijke feestelijkheden. Voor elke gelegenheid bestaat een andere melodie. Die melodieën of luidwijzen ontstaan door de vier klokken - die elk een andere toon hebben: do, re, mi en fa - in een andere volgorde te luiden. De klokkenluiders kunnen zo 13 luidwijzen spelen. Soms hoor je slechts één klokkenluider, maar voor een meer ingewikkelde melodie zijn tot zes klokkenluiders tegelijk nodig.

Er zijn verschillende technieken om de klokken te luiden. Ofwel kan de klok bewegen, ofwel kan de klepel bewegen, of beide. Bij het groot gelui of het beieren, beweegt de klok, en blijft de klepel stil hangen. Een luider gebruikt daarvoor een luidtouw dat vasthangt aan de klok. Door het touw naar beneden te trekken komt de klok in beweging. Bij het klein gelui of intrekken, hangt de klok vast en beweegt de klepel tegen de klok. Voetluiden wordt gedaan door iemand die boven de klokken staat en met een voet de klok in beweging brengt. Al wordt het laatste niet meer veel gedaan door de vele ongelukken.

Welke techniek gebruikt wordt, hangt een beetje af van welke klok je luidt. De mi-klok wordt bijvoorbeeld altijd ingetrokken. Bij de do-, re- en fa-klok wordt dan weer getrokken aan het luidtouw. De do-klok is het zwaarst, daar zijn drie luiders voor nodig om het touw in beweging te krijgen. Hoe zwaarder de klok is, hoe luider ze klinkt. De do-klok weegt zo’n 3000 kg, de mi-klok “maar” 900 kg. Die kan dan door 1 persoon bediend worden. Die laatste noemen we ook de standaardklok omdat het ook de klok is die de toon aangeeft.

Met drie klokkenluiders kan je een klein akkoord spelen (fa, mi, re). Voor het bekende “bim, bam, bom” of groot akkoord (mi, re, do) zijn zes luiders nodig. Voor het angelus (enkel de do-klok) is dan weer maar één persoon verantwoordelijk. Het luiden duurt meestal een kwartier tot een halfuur.

Om de klok goed te luiden, moet de klokkenluider aan het touw trekken en het dan door zijn/ haar handen naar boven laten glijden. Het zwieren zoals in de tekenfilms, waar aan de klok wordt gehangen, is niet goed want dan rem je de klok af. Het duurt wel even voor je die techniek in de handen hebt. Het is opletten geblazen, want je kan je aan het touw verbranden. Handschoenen zijn een optie, maar met de blote hand geeft het pas een uniek gevoel. En zelfs als je de techniek goed onder de knie hebt, kan het touw nog steeds afbreken door slijtage. Elke klokkenluider heeft dat wel eens voor tijdens zijn/haar carrière en onder klokkenluiders grapt men dan dat de klok de luider heeft gedoopt.

De taak van de klokkenluiders is niet enkel het luiden. Ze staan ook in voor de bevlagging van de toren bij bijvoorbeeld kermissen of feestdagen. Dan klimmen ze nog iets hoger in de toren om de acht vlaggen uit te hangen. Geen gemakkelijke taak in de kleine toren, één vlag uithangen kost al snel drie uur. Dagelijks moeten ze ook het torenuurwerk opwinden.

Niet elk klokkenspel dat uit de kerktoren galmt, zijn klokkenluiders. Je hebt ook nog de beiaard. Dat is een gigantisch muziekinstrument met heel veel “klokjes” die véél meer noten kunnen bereiken en waardoor de beiaardier ook meer liedjes kan spelen. Bij de beiaard bewegen trouwens enkel de klepels en niet de klokken.

Onder het manueel luiden zijn trouwens heel wat verschillen op te merken tussen verschillende landen. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld brengen ze de klokken in beweging met een andere techniek (change ringing: de klok hangt ondersteboven). In Frankrijk moet je geen ervaring hebben en mag iedereen luiden, iedereen kan aan de luidtouwen. In Nederland is er dan weer een zeer jonge en levendige traditie met méér klokken.

In de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Zogge luidt men de klok voor de hoogmis op zondag. In de Keizersbergabdij in Leuven luiden ze nog driemaal per dag het angelus (de oproep om te bidden). Maar, in Roeselare luidt men het fanatiekst. Vanuit de Sint-Michielstoren wordt ook nog bij huwelijken, begrafenissen, doopfeesten, de intrede van Sint en zelfs bij het begin van de soldenperiode handmatig geluid. Want dé functie van klokkenluiden is eigenlijk de bevolking waarschuwen of  inlichten.

De Klokkengilde staat in voor het klokkenluiden. De gilde luidt al 100 jaar manueel de klokken in de Sint-Michielstoren. In totaal heeft de Roeselaarse gilde zo’n twaalf klokkenluiders, waarvan vier vrouwen. De oudste klokkenluidster is 89, de jongste 34. Alle klokkenluiders zijn vrijwilligers. Passie en buikgevoel zijn de belangrijkste eigenschappen om klokkenluider te worden.

De kenmerken van een goede klokkenluider zijn -om te beginnen- beschikken over een goed gehoor. Zodat je niet uit de toon valt, maar echt muzikaal moet je niet zijn. Een goede fysieke gezondheid is essentieel om de zware klokken op het juiste moment in beweging te krijgen. Je mag ook geen koukleum zijn: vriesweer of sneeuw houdt je niet beneden. Al zijn een dikke jas en muts dan wel aangeraden. Daarnaast moet je ook discipline hebben, je moet klokvast zijn. Wie niet op tijd komt kan de klokken niet luiden. Het klokkenluiden is teamwork, als er iemand uitvalt dan moet die vervangen worden. Je moet dus elke klok kunnen luiden.

Via leermeesters van de gilde wordt de stiel aangeleerd. Na twee à drie maanden kan je je uit de slag trekken. Al draai je natuurlijk onmiddellijk mee in het team. Want je kan uiteraard niet oefenen, zonder dat de hele stad het gehoord heeft.

Veerle Cattry luidt de klokken | © Werkplaats immaterieel erfgoed