Springspelletjes: elastiekspringen en springtouwen

Spelletjes waarbij wordt gesprongen in een elastiek of touw volgens een bepaald patroon, worden al eeuwenlang beoefend. Deze springspelletjes worden vooral door kinderen gespeeld. Vandaag de dag kan je springrekkers en -koorden in allerlei kleuren kopen, vroeger werd er meer geïmproviseerd met een gevonden touw of een elastiek uit kledij.

Elastiekspringen: een aan elkaar geknoopte elastiek wordt gespannen rond de enkels van twee personen die in een rechte lijn tegenover elkaar staan. Indien de springer alleen speelt, kan dit ook tussen twee stoelen. Hij/zij springt in, uit, op en rond de rekker in een bepaalde volgorde. De pasjes kunnen herhaald worden in een hogere moeilijkheidsgraad, door de elastiek telkens een stukje hoger te spannen. De patronen kennen verscheidene variaties qua vorm en qua volgorde van de pasjes.

Met een springtouw springen: Een springer gebruikt een touw om mee te springen. Hij/zij kan zelf beide uiteinden van het touw vasthouden en draaien of twee andere spelers, de draaiers, houden elk een uiteinde van het koord vast. Bij beide opstellingen kunnen meerdere spelers tegelijkertijd springen. De springers doen ondertussen allerlei trucjes.

Wanneer de springer voor zichzelf draait, kan hij/zij bijvoorbeeld het touw omdraaien in de andere richting, het touw draaien met de armen gekruist, het touw zijdelings langs zich heen draaien,…

Wanneer de springer niet zelf draait (anderen draaien), gaan de trucjes vaak gepaard met een liedje of versje dat de touwdraaiers zingen op de maat van het slaan van het touw tegen de grond. Deze liedjes kennen enorm veel variaties die regio- en tijdgebonden zijn.

Hieronder enkele voorbeelden:

  • Beertje, beertje, draai je om (springer draait zich om)
    Beertje, beertje, tik de grond (springer hurkt en tikt de grond)
    Beertje, beertje, was je handen (springer beeldt uit dat hij zijn handen wast)
    Beertje, beertje, poets je tanden (springer beeldt uit dat hij zijn tanden poetst)
    Beertje, beertje, maak een kruis (springer maakt een kruisteken)
    Beertje, beertje, ga naar huis (springer verlaat het koord)

    (verzameld bij Anne-Sophie Delaissé °1997, Ieper)

  • Zo gaat de molen, de molen, de molen.
    Zo gaat de molen, de mo-olen. (met de armen wijde bogen maken)
    Zo gaan de wieken, de wieken, de wieken.
    Zo gaan de wieken, de wie-ieken. (met de armen wieken nabootsen)
    Zo gaan de handjes, de handjes, de handjes.
    Zo gaan de handjes, de ha-andjes. (met de handen wuiven)
    Zo gaan de voetjes, de voetjes, de voetjes.
    Zo gaan de voetjes, de voe-oetjes. (de voeten tikken of met de voeten trappelen)

    (verzameld bij Sarah Marien °1982, Mechelen)

  • Shirly Temple mijn liefste kind,
    Wordt door iedereen bemind,
    Als zij speelt op ’t witte doek,
    Draagt zij kleedjes tot aan der broek

    (uit ‘Een bloemlezing van kinderrijmpjes uit Balen en Olmen’, 1981, p.25)

  • Wat doen ze in de vaart,
    Viskens vangen
    Wat doen ze met de viskes
    Vel afstropen
    Wat doen ze met dat vel
    Beurskens maken
    Wat doen ze met die beurskens
    Geld insteken
    Wat doen ze met dat geld
    Kinnekens kopen
    Wat doen ze met die kinnekens
    Naar ’t school laten gaan
    Wat leren ze in ’t school
    Den ABC

    (uit ‘Een bloemlezing van kinderrijmpjes uit Balen en Olmen’, 1981, p.28)

  • Weet je wat vervelend is?
    Aardrijkskunde en geschiedenis
    Weet je wat plezanter is?
    Jongens kussen in de duisternis! (op “duisternis” versneld draaien, de springer springt hoger)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)

  • Crème de glace stond in de kast
    Moeder dacht dat het boter was
    Vader sneed er een stukske af
    Oei, oei, oei twas crème de glace (op “oei, oei, oei” versneld draaien, de springer springt hoger)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)

  • La samaritaine
    Va à la fontaine
    Va chercher de l’eau, l’eau
    Dans ce petit seau, seau
    Brigitte Bardot a dit qu’elle est malade (met de rechterduim over de schouder, met de linkerduim boven de schouder, dan klappen op eigen hand)
    Gilbert Bécaud a dit qu’il est malade (met de rechterduim over de schouder, met de linkerduim boven de schouder, dan klappen op eigen hand)
    Comme vous! (met de duim tegen de ander duwen)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)

  • In het water lag een pater
    Hoeveel tenen had die pater?
    1, 2, 3, 4, 5… (En dan tellen tot de springer mist.)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)


  • ’t Was nacht, ’t was nacht, ’t was midden in de nacht.
    Toen kreeg mijn pa een vreselijke slag,
    Een slag van zeven vlooien,
    Die ging hij dan verkopen
    Voor 7 gouden kronen.
    1, 2, 3, 4, 5… (En dan tellen tot de springer mist.)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)

  • Kleine druppels water, kleine druppels zand
    Vormen samen de zee en het grote strand.
    1, 2, 3, 4, 5… (En dan tellen tot de springer mist. Wordt gespeeld met twee springers in een apart koord, de ene telt de druppels water, de ander de druppels zand. Wie het meeste had, won.)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)

  • Petit prince, ce n’est pas toi que j’aime,
    Mon petit cœur n’est pas fait pour toi,
    Mais il est pour celui que j’aime
    Et son nom s’écrit com me ça:
    A, B, C, D, E, F, … (De letter waarop de springer het koord raakt, is de eerste letter van de naam waarmee de springer zal trouwen. De andere spelers noemen namen die beginnen met die letter tot het meisje een naam gekozen heeft.)

    (uit ‘Vlaamsche Kinderspelen uit West-Brussel’, 1931, p.81-83)

  • Daar dansten blij en dapper, vier meiskens al in de koord.
    Het koordje ging al rapper, al rapper rapper dra’ide ‘t voort.
    En onze lustige meiskens, die zongen zo lustige wijskens:
    Mijnheerke, mijnheerke van Bruinkasteel,
    wij komen u vragen een fraai juweel.
    Hij gaf haar allen een rups op een blad.
    Mijheerken, wat lelijk ding is dat?
    Daar spon de rups zo stil als een muis,
    en krulde het blad tot een lieflijk huis.
    Toen bleef het liggen, zo stijf als de dood.
    Tot eenmaal een vlinder het deurken ontsloot;
    Een vlinder zo schoon, vol gouden vol geel; 
    Bedankt, Mijnheerken van Bruinkasteel.

    (uit Meezennestje II: Liedjes en Speelkens voor lagere scholen, p.64, 1929)

Om het wat moeilijk te maken kan de springer het koord in- of uitspringen terwijl het touw blijft draaien. Dit kan op een bepaalde cue zoals bijvoorbeeld je geboortemaand of bij een lied, bijvoorbeeld:

  • In spring, [naam], springt er in
    Uit spruit, [naam], springt eruit

    (verzameld bij Manuela Hencker °1999, Antwerpen)

  • In spring, boerin springt in (meisje erin)
    Uit spuit, de boer springt uit (jongen eruit)

    (verzameld bij Els Portael °1957, Mechelen)

*deze inzending kwam tot stand binnen het project ‘Iedereen Speelt!’ van Speelgoedmuseum Mechelen.

Meisje spelen met het springtouw. | © Speelgoedmuseum Mechelen