Vakwerkbouw

Vakwerk is een historische voorganger van de huidige houtskeletbouw. Een gebouw in vakwerk is opgetrokken uit een houten constructie van verticale stijlen, horizontale regels en diagonale schoren. De wanden van dit ‘skelet’ kunnen worden gesloten door een vlecht- of vitswerk van soepele twijgen of gekloven latjes te bekleden met een mengeling van leem en stro.

Vakwerk was eeuwenlang in grote delen van Europa, ook in Vlaanderen, technisch een goed alternatief voor bak- en natuursteen die niet altijd en overal beschikbaar of betaalbaar was. Maar omdat het meer onderhoud vraagt dan een stenen bouwwerk, werd vakwerk vanaf het begin van de twintigste eeuw nog amper toegepast. Vandaag is bouwen met leem echter aan een heropleving bezig vanwege de ecologische voordelen.

Kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn bij het optrekken van vakwerk waren ooit algemeen verspreid. Opleiding gebeurde op de werf en er zijn dan ook maar zeer weinig handboeken voor vakwerkbouw. Als het bouwen in vakwerk begon af te nemen verdween ook langzaam maar zeker de technische kennis. Die werd slechts beperkt gedocumenteerd en veel onderzoek naar vakwerk vanuit historisch en architecturaal standpunt heeft maar beperkt aandacht voor de bouwtechnieken zelf.

Bij de restauratie van vakwerkgebouwen wordt veel kennis over de bouwtechniek herontdekt. Leemmengsels bijvoorbeeld worden terug samengesteld en houtverbindingen hersteld. Toch komen bij de restauratie van vakwerk niet alle aspecten van vakwerkbouw aan bod. Het doel is een bestaand bouwwerk op te knappen, en hierbij zijn alle middelen geoorloofd. Moderne hijstoestellen, machines en hedendaagse materialen maken het werk een stuk rendabeler maar staan ver van de werktuigen en hulpmiddelen die gebruikt werden toen de gebouwen oorspronkelijk opgetrokken werden. Ook de ontwerpfase van het vakwerk ontbreekt. Veel hedendaagse aannemers die met vakwerk bezig zijn, zijn dan ook eerder herstellers dan bouwers. Eerder schoenlapper dan schoenmaker dus.

In Europa is er een kleine community van traditionele timmerlieden die volledig met de hand, volgens de traditionele technieken houten constructies optrekken. Ook in Vlaanderen zijn er enkele mensen die zich bekwaamd hebben in traditionele hout en leembouw. Balken worden met de bijl gekantrecht, houtverbindingen met handzaag, handboor en beitel gemaakt. Zelfs het dak wordt soms volledig met manueel gekloven spanen gedekt. Het richten van een vakwerk en het lemen van de wanden bewijzen dat veel handen licht werk, en een hijskraan overbodig maken. Het aantal bouwwerken dat de laatste vijftig, of misschien eerder honderd jaar in Vlaanderen nog op deze manier opgetrokken is valt op één hand te tellen.
De mensen die zich hebben toegelegd op het traditionele en manuele timmerwerk herontdekken al bouwend de traditionele technieken. Doordat er veel spierkracht vereist is bij deze bouwwijze gaan ze automatisch op zoek naar helpende handen, die op hun beurt meer inzicht in het vakwerk krijgen.

Het MOT in Grimbergen heeft samen met enkele traditionele vakwerkbouwers de Stage Vakwerk in het leven geroepen. Deze stage is momenteel de enige gestructureerde opleiding rond deze bouwwijze in Vlaanderen. Het MOT is ook partner van het Meester - leerlingtraject rond vakwerk- en bakovenbouw. Daarnaast werd stage Vakwerk in 2019 door de Vlaams minister van Cultuur genomineerd als één van de acht voorbeelden die opgenomen worden op het Register van inspirerende voorbeelden voor het borgen van immaterieel erfgoed.

Bouwen met hout en leem. | © Het MOT