De kunst van de Valkerij

Valkerij is de kunst om met een afgerichte roofvogel te jagen en wild te vangen in zijn natuurlijk leefgebied. Deze jachtvorm, waarbij de band tussen mens en roofvogel centraal staat, bestaat al meer dan 3000 jaar. De kennis en ervaring die nodig is om een roofvogel op zo’n manier te trainen wordt al generaties lang doorgegeven, en vormt een zeer belangrijk aspect van de valkerij.

De valkerij ontstond vermoedelijk bij de Aziatische steppevolkeren. In de 4de eeuw na Christus deed de valkerij zijn intrede in Europa. Omstreeks dezelfde periode werd ze ook in onze streken geïntroduceerd en wel door de Saal-Franken. Reeds in de 10de en 11de eeuw vormde de valkerij een belangrijke bron van inkomsten. Het centrum bij uitstek was Arendonk, nabij Turnhout. Het hoogtepunt situeerde zich tijdens het Bourgondisch tijdperk (15de eeuw), Maria van Bourgondië en Margareta van Oostenrijk waren fervente aanhangers. De valkerij was dan ook nauw verbonden met de aristocratie.


De Franse Revolutie en zijn maatschappelijke gevolgen zorgen voor een inzinking. In de tweede helft van de 20ste eeuw nam de interesse opnieuw toe, samen met de groeiende belangstelling voor de natuur. Kweekprogramma’s voor slechtvalken werden opgestart, wat al snel resulteerde in het kweken van roofvogels in gevangenschap. Dit leidde tot een renaissance van de valkerij die ook in Vlaanderen – de historische bakermat van de valkerij – het draagvlak vergrootte.


De valkerij werd in 2010 toegevoegd aan de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid van UNESCO.