Rouwrituelen in de Afro-Surinaamse gemeenschap
Bij het overlijden van een persoon en de overgang naar de dood in de Afro-Surinaamse gemeenschap vinden er veel rituelen plaats rond de overledene, de familie en de gemeenschap.
Na de dood
Wanneer iemand sterft, gaan familie, vrienden en kennissen naar de plek waar de overledene is opgebaard. Alleen ingewijden groeten elkaar met een handdruk en een lichte buiging. De afleggers hebben een spirituele groet om handelingen van zang en kloppen op de deur. Er wordt gezongen achter de deur waar de overledene is opgebaard. Voordat familie, vrienden en kennissen de kamer binnengaan, wordt er drie keer onregelmatig geklopt op de deur. Dit om de overledene en andere zielen die zijn voorgegaan en aanwezig zijn met respect te melden dat ze eraan komen.
Dan wordt er gezongen rond de overledene: dat is de Bezingende doden. Deze liederen bevatten de naam van de overledene en bewijzen eer aan de overleden ziel. Maar de aanwezigen zingen ook de andere zielen toe, die van de voorouders, die ook aanwezig zijn bij het rituele afscheid. De bewassing van de overledene vindt daarna plaats.
Vrouwen binden en bedekken hun haar met een witte hoofddoek. Er worden witte bloemen bijgezet, aangezien wit de kleur is van rouw. Daarom wordt er ook witte kledij gedragen bij de afleggers die de bewassing verrichten.
In de eerste acht dagen na het overlijden worden de spiegels in het huis afgedekt. Dit om te voorkomen dat de geesten van de overledene en van de voorouders zouden gezien worden, want die dwarrelen door het huis.
Eerder heeft de weduwe of weduwnaar van de gemeenschap spullen ontvangen voor de laatste verzorging van de overledene. Dit markeert het begin van de rouwperiode.
Rouwperiode
In traditionele Afro-Surinaamse gebruiken duurde de rouwperiode vaak 40 dagen of zelfs een jaar, maar tegenwoordig is deze tijd verkort naar 6 weken, waarbij de regels zijn versoepeld. De rouwperiode begint de achtste dag na de dood. Dat is ook de dag waarop de overledene wordt herdacht.
De avond voor de uitvaart is de ‘Dede Oso’, dat is een heel belangrijk moment. Door zang en gebed wordt men er zich van bewust dat de tijd voorbij is op aarde, zowel voor het lichaam als voor de geest. Er wordt gezongen, maar ook verschillende vertellingen vinden plaats. De rouwperiode eindigt 40 dagen na de begrafenis. Dan is de dode niet meer deel van de levenden. Eén jaar na het overlijden (en sinds kort zes weken na overlijden), wordt de ‘Pur Blakka’ genoemd. Dan is er ook een rouwbijeenkomst waar men de de rouwperiode beëindigt met rouwrituelen.
Bewassing
Als je dood bent, ben je de jongste in de hemel. Daarom moet je gewassen worden. Dit is de laatste verzorging van de overledene: de bewassing. Dat gebeurt door de afleggers, mensen die een roeping hebben om de overledenen te bewassen en aan te kleden. Zij bieden aan de overledenen de laatste zorg, en reinigen hun eigen handen met een mix van diverse kruiden. Dit gebeurt vanuit een kalebas, als symbool van de natuur en de verbinding van de zichtbare en de onzichtbare wereld. De kalebas wordt in de Afro-Surinaamse cultuur gebruikt bij rituelen en is een middel om energie en tradities te verbinden.
De bewassing duurt zo’n drie uur, dat kan thuis of in het mortuarium, altijd de dag voor of van de begraving zelf. Tijdens de bewassing wordt er verbinding gezocht met de geestenwereld door zang en gebed.
Tijdens de overgangsrituelen wordt de kist opgemaakt met de kleding van de overledenen: de pangi’s (lendedoeken) en handdoeken of dekens. De pangi’s symboliseren de culturele identiteit en markeren de overgang van een jongere naar volwassenheid en bieden een gevoel van geborgenheid. Deze voorwerpen worden meegegeven om de reis te vergemakkelijken. De kist is namelijk een huis voor de overledenen. Bij het kisten worden ook diverse specifieke liederen gezongen. Een ‘Siibi Koosi’ (witte doek) wordt gebruikt voor zuivering en voor het inpakken van het lichaam van de overledene.
Eten en drinken
De mensen die de laatste zorg verlenen aan de overledene, drinken samen sterke drank in de periode na het overlijden. Dat samen drinken, troost de inwendige mens tegen de pijn van het verdriet en versterkt hem tijdens het ‘afleggen’ van de overledene, het verlenen van de laatste zorg. Een andere interpretatie is ook dat het drinken van wat sterke drank ook de voorouderlijke geesten die aanwezig zijn, respecteren en goed stemmen.
Ook ‘boerenjongens’ worden gegeten - dat zijn rozijnen gedrenkt in rum. Daarnaast worden er soms pepermuntjes gegeten. Bovendien zijn er ook verschillende rouwkoeken die zelf gebakken worden, zoals krakelingen. De vorm van de koek staat dan symbool voor het begin en het einde van het leven.
Zang en muziek
Zang en muziek zijn heel belangrijk bij het rouwen. Het maakt verbinding met de geestenwereld. Veel rouwliederen gaan dan ook over de tijdelijke aard van het leven.
Uitvaart
Afro-Surinaamse rituelen, en dus ook de uitvaart, hebben vaak een christelijk karakter, waarin gebed en samenzijn centraal staan, maar worden verrijkt door de unieke culturele tradities die de gemeenschap samenbrengen. Er worden parabels uit de Bijbel voorgelezen, zoals bijvoorbeeld het deel van de ‘gelijkenis van de verloren zoon’. Na de uitvaart gaan de mensen die aanwezig zijn op de uitvaart mee naar het graf, waar er een laatste hand met aarde of zand over de kist gestrooid wordt. Maar er zijn ook feestelijkheden, want er moet ook gevierd worden. De uitvaart moet gevierd worden, want de overledene moet terug naar huis gaan. De mensen op aarde moeten hen daarin begeleiden.
*Deze tekst kwam tot stand met dank aan Mariska de Jong van Stichting Ma Jong.