Spiraalvlechten met wilde materialen uit de natuur

Spiraalvlechten is een techniek waarbij droge grashalmen spiraalsgewijs, in de vorm van een slakkenhuisje, rondgewrongen en aan mekaar gevlochten worden. Om te beginnen pak je een bundel van 5 à 6 stengels. Eén uiteinde van de bundel wring je tot een u-bocht. Om en doorheen dit beginstuk draai je vlechtband om het geheel stevig vast te binden. Daarna vlecht je de halmen rond en tegen het beginstuk, voeg je telkens nieuwe sprieten toe, die je met de vlechtband samenbindt en breng je langzaamaan de verwachtte vorm van het eindobject in je werk.

Archeologische vondsten getuigen van spiraalvlechten in prehistorische tijden. Ook in de middeleeuwen, op schilderijen van Bruegel, maken gevlochten eier-, meel- of zaaimanden deel uit van het dagelijkse leven. Bakermatten voor kinderen zijn gevlochten. Want vlechtwerk isoleert goed tegen de kou. Op een schilderij uit 1600 dragen steengroevearbeiders zelfs stenen in gevlochten manden. Sterk!

80-jarige imkers leerden mij om mijn eerste korf te vlechten. Ze werkten met roggestro uit Noord-Nederland. Het produceren van rogge, en dus de beschikbaarheid van roggestro, vermindert echter. Spiraalvlechtwerk wordt vandaag voornamelijk vervaardigd uit pitriet, oftewel rotan. Rotan groeit in tropische wouden. Ander spiraalvlechtwerkmateriaal is raffia, afkomstig uit Afrika. Je koopt het op internet.

De drang naar duurzaamheid leidde naar lokale wilde planten.

Ik ben op zoek gegaan naar duurzamer materiaal, grondstoffen aanwezig in mijn eigen regio, het Kempense bos. Ik ben de natuur in getrokken om planten te selecteren. Vereiste eigenschappen: sterk, flexibel en veerkrachtig. Om een spriet of halm te testen houd je hem langs je oor en trek je hem herhaaldelijk uit elkaar. Wanneer hij niet breekt en een soort ‘ping’-geluid produceert, heb je een goede vezel te pakken. Een andere must: de vezel moet gemakkelijk drogen en nauwelijks krimpen na het vlechten.

Pijpenstro, boomwortels, braam. Elk materiaal heeft zijn kwaliteiten naargelang het eindgebruik.
Mijn lievelingsvezel? Het robuuste pijpenstro. Het groeit massaal en bijna doorheen het hele jaar. Je kunt er heel fijn vlechtwerk mee maken.

Braam is de moeilijkste en meest bewerkelijke plant. Ze biedt de grootste hoeveelheid aan toepassingen, zowel voor fijn als voor heel dik en ruw vlechtwerk. Braamstruiken in bruikbare vezels omtoveren vergt veel handelingen: dorens afrissen, gladschaven met een mes, de buitenbast wegschorsen, splijten in 2 tot 4 vezels, de zachte kern met een mes eruit halen, oprekken tussen de vingers en uiteindelijke oprollen en laten drogen.

Dennenboomwortels, het sterkste materiaal, eisen het zwaarste fysieke werk. Ze worden opgegraven, ontward, ontschorst en gespleten. Hun ruwheid en stugheid lenen zich tot dikkere ‘vlechtworsten’. Ideaal in termen van isolatie en dus voor de bijenkorf, waar het esthetische aspect minder belang heeft. Want de korf wordt met koeienmest of leem besmeerd voor nog meer isolatie.

Bij zelfvoorzienendheid hoort zelfgemaakt werktuig.

Als je wil werken zoals 5000 jaar geleden heb je natuurmateriaal nodig dat kan dienen als naald en priem. Een priem met een holte waar je de vezel inlegt, een fijne priem om een gaatje in de vezels te boren en snel de vlechtband doorheen te steken, etc. Bot en gewei lenen zich hier perfect toe. Ze zijn beiden harder dan hout, vooral schapenbot. Hoe meer je ze gebruikt, hoe meer je ze glad polijst. Een meerwaarde voor makkelijker vlechten.

Spiraalvlechten is een arbeidsintensief en haast onbetaalbaar handwerk.

De spiraalvlechter heeft geduld, kracht in de vingers en ook pijnweerstand. Je kunt geen vingerhoedje gebruiken om de naalden tussen de vezels te steken!

In de redelijk repetitieve techniek van het vlechten zit weinig variatie. Perfectie in het vak herken je aan een mooi afgewerkt product, met fijne regelmatige hoeken, een onzichtbaar einde. Door ervaring leert de vlechter de vezels beter aan elkaar knopen, zodat de knopen niet van buitenaf te zien zijn. Een vakman weet de buitenlijn perfect aan te houden in vorm en dikte en dezelfde minieme afstand tussen de vlechtbanden te handhaven.

Een pot met deksel vlechten van 30 cm hoog en 20 cm diameter vraagt mij zowat 30 uur. 15 uur verzamelen van de grondstoffen en 15 uur vlechten.

De interesse voor spiraalvlechten groeit. Het ontginnen van het materiaal in de natuur spreekt minder aan.

In België is er waarschijnlijk geen enkele andere spiraalvlechter die met wilde materialen uit de natuur werkt. Engeland, met zijn bekende mandenvlechtenvereniging, geraakt ook niet aan 5 spiraalvlechters.

Gelukkig groeit het interesse. De vraag van imkers naar cursussen voor het vlechten van de bijenkorf overstijgt wat ik kan bolwerken. Persoonlijk wil ik ze warm maken voor de wilde grondstoffen. Spiraalvlechten is een hefboom naar authentieker leven, naar meer verbondenheid met de natuur, naar minder verspilling. Probeer het. Iedereen kan immers handwerken!

Spiraalvlechtwerk | © Jordy Skoropinski