Volkssport krulbol
Twee ploegen (van twee, drie of vier personen) nemen het tegen elkaar op. Elke speler beschikt over één krulbol. Er zijn twee basistechnieken: het bollen en het schieten. Bij het bollen wordt de bol van één zijde van het speelveld zo dicht mogelijk naar de staak gerold. Het schieten gebruiken spelers voor twee doelen. Je kan het gebruiken om de bollen van de tegenpartij verderweg van de staak te stoten. Of je kan de bollen van een ploegmaat dichter bij de staak brengen.
Wanneer alle bollen gespeeld zijn, wint de ploeg met de bol het dichtst bij de staak. Het aantal punten is gelijk aan het aantal bollen dat dichter bij de staak ligt dan de dichtste bol van de tegenpartij. Het maximum te behalen punten per ronde is dus drie. De ploeg die het eerst negen punten behaalt, wint de wedstrijd.
Net zoals bij veel volkssporten in teamverband is het ontspannende en sociale karakter heel belangrijk bij Krulbol. Meer dan om het spel zelf, draait het allemaal rond kameraadschap.
Het woord 'krulbol' duidt op de wijze waarop de bol over de grond in een ellipsvormige baan rond de stok rolt. De bol ‘krult’ er zich bij wijze van spreken rond. Het woord dook voor de eerste keer op in de late negentiende eeuw. Van Frans-Vlaanderen over West- en Oost-Vlaanderen tot in het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen: overal werd het spel toen gespeeld.
Vandaag de dag is de sport enkel nog springlevend in het Meetjesland, ten noorden van de as tussen Gent en Brugge. Zowat alle Meetjeslandse gemeenten hebben een actieve krulboltraditie. Ook Zeeuws-Vlaanderen in Nederland heeft nog actieve spelers. En, via Vlaamse en Nederlandse migranten is het spel zelfs in Noord-Amerika en Canada beland. Onder de naam “rolle bolle” wordt het ook daar, zij het in een iets andere vorm, nog steeds gespeeld.
Krulbol is maar één van de vele volkssporten uit Vlaanderen die samen onder de naam 'Ludodiversiteit' door UNESCO erkend zijn als Voorbeeldpraktijk in het borgen van immaterieel erfgoed.