Woonwagencultuur
Woonwagenbewoners koesteren een nomadische levenswijze en het vrijheidsgevoel dat daarmee verband houdt. Het wonen op wielen staat centraal in hun leefwijze. Hun grote behoefte aan mobiliteit uit zich niet alleen in het rondreizen, maar ook in handelingen die aan dat flexibele bestaan verbonden zijn.
Een ander centraal gegeven is het leven in familieverband. Zij kiezen er bewust voor om kleinschalig, maar familiaal te wonen. Typerende beroepen, zoals het ophalen van oud ijzer of messenslijpen, worden tot nog toe bijna uitsluitend door woonwagenbewoners uitgeoefend. Deze traditionele beroepen evolueren naargelang de maatschappelijke veranderingen. De wijze waarop de woonwagenbewoner zich hieraan aanpast, is een typisch cultureel kenmerk. Muziek en religie spelen ook een belangrijke rol.
Naast deze gedeelde distinctieve kenmerken houdt elke gemeenschap er eigen tradities, gebruiken, waarden en normen en een specifieke groepsdynamiek op na. De woonwagencultuur heeft een sterk verbindende eigenschap. Elke subgroep heeft een eigen taal en woordenschat. De woonwagencultuur is daardoor zeer divers en verscheiden, ook al zijn verschillen voor buitenstaanders vaak niet zichtbaar.
De woonwagencultuur evolueert voortdurend. Door maatschappelijke invloeden staat het wonen op wielen onder druk, waardoor de cultuur ook spanningen kent. Het verder zetten van deze cultuur, die identiteitsbepalend is voor de woonwagenbewoner, is daarom ook afhankelijk van het verder zetten van de woonvorm. De kennis over de woonwagencultuur wordt traditioneel mondeling overgeleverd en zit momenteel voornamelijk bij de oudere generatie. Het aantal woonwagenbewoners dat een volledig beeld heeft van de woonwagencultuur en haar geschiedenis neemt af. Jonge woonwagenbewoners blijven er wel voor kiezen om in een woonwagen te wonen en zetten op die manier onbewust de cultuur verder.
Woonwagenbewoners zijn al eeuwen in Vlaanderen aanwezig. Er zijn drie gemeenschappen: de Voyageurs, de Manoesjen en de Roms.
De Voyageurs zijn Vlamingen. Ze stammen af van gezinnen die in de 19de en 20ste eeuw aan de kost kwamen door een trekkend bestaan. Ze hielpen bij de oogst of deden andere seizoensarbeid. Veel Voyageurs zijn nog steeds actief in zelfstandige handel. Rondtrekken is voor de meesten niet meer rendabel. Voyageurs spreken Nederlands, maar gebruiken soms nog woorden uit het Bargoens.
De Manoesjen komen oorspronkelijk uit het India van meer dan 1000 jaar geleden. Zij verblijven al sinds de 15e eeuw in onze streken en hebben zich onopvallend ingepast in de samenleving. Onderling spreken ze Manoesj, een variant van het Romanes.
De Roms kwamen eind 19e, begin 20e eeuw vanuit Oost-Europa naar België. Veel Romgezinnen trekken in de zomer nog altijd rond. Zij spreken Romanes. Frans is hun tweede taal. De jongere generatie spreekt Nederlands.