De kunst van het vertellen
Iedereen kent sprookjes. Nu lezen we ze vooral uit boeken of zien we ze in films, maar oorspronkelijk werden sprookjes verteld. Mensen vertelden verhalen ’s avonds aan het vuur in de hutten en kastelen van de middeleeuwen, op feesten en markten. Maar ook vroeger bij open vuren voor de grot zullen mensen verteld hebben. En nog altijd zijn vertellers actief! Dat gaat van heel informeel, bijvoorbeeld oma die aan haar kleinkinderen over haar leven tijdens de oorlog vertelt, tot heel gestructureerd, met geschoolde en gespecialiseerde storytellers die betaald worden voor een optreden. Goede verhalen worden van generatie op generatie overgedragen, telkens aangevuld en geïnterpreteerd naar de tijd en de context (en de goesting!) van de verteller en het publiek.
Vertellen of storytelling is de kunst om een verhaal aan een publiek te brengen. Typisch is dat de verteller geen uitgeschreven tekst opzegt, noch een personage vertolkt. De verteller bereidt zich wel voor. De verhaallijn wordt uitgewerkt of overgenomen van een bestaande bron. De context van het verhaal wordt uitgezocht, samen met de motieven waarom het hoofdpersonage doet wat ze doet. Zo heeft de verteller een helder en uitgewerkt beeld van het verhaal. De exacte woorden en gebaren die de verteller tijdens de vertelling gebruikt, zijn variabel: de vertelling wordt op het moment zelf met het publiek opgebouwd. Dit gebeurt op basis van een voorbereiding maar houdt ook een element van publieksinteractie / improvisatie in. Zo is een traditionele manier om een verhaal te beginnen op een markt en op de achterkant van een kar te klimmen en te roepen ‘Krak!’. Het geïnteresseerde publiek roept dan ‘Boem’. Dit wordt drie keer na elkaar gedaan zodat mensen tijd hebben om zich rond de kar te verzamelen en te luisteren. In ieder geval hoort het bij het vertellen dat het tempo en de spanningsopbouw aangepast worden aan het publiek tijdens het vertellen zelf. De verteller heeft oog voor het publiek, en reageert op gezichtsuitdrukkingen, uitroepen ed. Zo wordt een gemeenschapsgevoel opgebouwd. Soms vraagt de verteller suggesties aan het publiek, of nodigt hen uit om mee te zingen, te spreken, gebaren te maken… Om een goede interactie met het publiek op te bouwen, wordt er nu vaak met kleinere groepen gewerkt (bijvoorbeeld tussen de 20 en 50 personen).
De verhalen kunnen komen uit de orale traditie van verhalenvertellers. Dan hoor je een verteld verhaal en vertel je het later zelf na. Wetenschappers hebben verzamelingen van verhalen aangelegd door te gaan luisteren naar wat mensen vertellen. Sommige verhalen komen oorspronkelijk uit de orale traditie maar zijn achteraf bewerkt, zoals een Griekse mythe, die in de oudheid is neergeschreven, en later vertaald en bewerkt. Verhalen worden over de hele wereld verteld, en dus kan je kiezen uit sprookjes van Grimm of Perraut, Keltische sagen, de Afrikaanse vertelcyclus rond de spin Anansi, legenden van de Native Americans, Kamishibai uit Japan...
Verhalen worden verteld aan kinderen, familiegroepen, volwassenen, ouderen... in scholen, bibliotheken, bij rondleidingen, Erfgoeddagen, (volks-)feesten… Vertellingen zijn superleuk, meeslepend, spannend en grappig. Een vertelling live in groep meemaken is een warme en verbindende ervaring. Als je zelf wil leren vertellen, kan je op verschillende kunstacademies in Vlaanderen terecht onder andere bij Podiumacademie Lier. Op de kalender van vertellersvereniging vind je een kalender met optredens.