Bijenkorfvlechten

Korfvlechten is een ambacht dat resulteert in bijenkorven. Het is een oud ambacht dat vanaf de Middeleeuwen toegepast werd. Voordien leefden de bijenkolonies vooral in boomholtes. Een korf is als het ware een nabootsing van zo’n boomholte waar vroeger de bijenkolonies in overleefden. Maar omdat deze werkwijze van boomimkeren niet evident was, is men korven gaan vlechten met het vele stro dat voorhanden was. In het Engels is dit een ‘skep’. Een woord dat afstamt van het Scandinavische woord “Skeppa”. Dit was een schepvorm voor graan dat varieerde van 17 liter tot 30 liter inhoud. 

Korfimkeren werd toegepast tot Lorenzo Langstroth in 1856 de kast met raampjes uitvond, het eerste type van de moderne bijenkast. Hoewel het daarna bergaf ging met de strokorven, bleef het korfimkeren wel bestaan.Telkens zijn er imkers en vlechters geweest die steeds probeerden om een verbeterde korf vorm te vlechten, vandaar de verschillende types. Er zijn gebieden in Duitsland waar dit nog beoefend wordt, zoals op de Lüneburger Heide waar men de typische Lüneburger stulper gebruikt. Ook in Afrikaanse landen wordt er nog met strokorven geïmkert. De vorm van korven varieert dus sterk van streek tot streek. Nu zijn er ook imkers die een korf gebruiken om het verschil in imkeren te zien tussen de oude en moderne technieken. Voor de rest belandden de korven vaak in musea terecht. 

Materiaal
Er zijn verschillende materialen die hiervoor gebruikt kunnen worden. Je hebt het vlechtmateriaal, en het bindmateriaal. Als vlechtmateriaal zijn rogge, vlas, pijpenstro, en sommige grasstengels zeer bruikbaar. Als bindmateriaal wordt braam of scheen gebruikt.

Braam groeit hier welig in de bossen en is zeer geschikt om te binden. De braamstengels worden geknipt en ontdaan van de doornen. Daarna worden ze met een splithout gesplitst in twee of drie delen. Deze worden op hun beurt nog eens van het merg ontdaan. Dan is het bruikbaar als bindmateriaal. Dit is ook zeer sterk. Scheen of pitband is de bast van pitriet, een lange liaanplant. Dit wordt op verschillende diktes gesneden. 

Roggestro zaai ik zelf omdat de meeste graansoorten, waaronder ook rogge niet meer gekweekt worden met lang stro. Hoe langer het stro, hoe mooier je ermee kan vlechten. Droog geplaatst kan dit zeer lang meegaan. Ook worden korven besmeurd met koeiendrek om langer mee te gaan. De beste koemest om de korven te behandelen is die mest van de maand mei omdat er dan het meeste vezels in zitten. En net dat is zo geschikt als beschermingsmateriaal. De bindmaterialen zoals hierboven vermeld zijn zeer sterk en houden de korf strak.

Proces
Eerst wordt het vlechtmateriaal gekuist. Dit is ontdoen van alle korenaren, en helmblaadjes zodat er zuiver stro of gras overblijft. Het bindmateriaal wordt bevochtigd om minder breekbaar te zijn. Bij het drogen houdt het ook beter zijn vorm. We gebruiken een vlechtring om een constante dikte  aan te houden van de ringen. Dit kan een buisje zijn, of een koehoorn, zoals het vroeger gedaan werd. Er bestaan verschillende diktes, van 1 cm tot 7 cm. In de vlechtring wordt lang stro geduwd. Rond deze worst wordt er bindmateriaal gedraaid met een gelijke tred. Wanneer de worst op elkaar komt wordt het bindmateriaal meegenomen om te hechten. Dit wordt gedaan tot de korf klaar is. Om deze bindbeweging te doen gebruik ik een vlechtnaald. Er kan uit de hand gevlochten worden of met een mal. Soms moeten korfdelen exacte afmetingen hebben om op de andere stukken te passen, zoals bij de Weissenseifener hangkorf. Daarvoor wordt er een vlechtmal gebruikt om rond te vlechten. Deze mal kan uit hout of metaal vervaardigd zijn.

Vlechttechnieken
Imkers probeerden overal de originele korfvorm te verbeteren. Afhankelijk van de regio, waar het bijvoorbeeld kouder was in de winter, werden korven gevlochten tot wel 7 cm dik, terwijl die meestal maar 2 à 3 cm dik waren. In de korven plaatst de korfimker bovenaan houten stokjes, ook wel spijlen genaamd. Deze worden op zo’n 3 cm van elkaar geplaatst. Vanaf deze latjes bouwen de bijtjes hun wasraat uit. Daarin worden dan eitjes gelegd, honing gestockeerd, of stuifmeel en nectar. Dit gebouwde raat is de basis van het nest.

Sommige bijensoorten ontwikkelen grotere volken dan andere. Daardoor worden korven soms groter gevlochten om meer ruimte te hebben. In de Dordogne worden korven op een houten basis geweven. Daarin worden kleine gaatjes geboord als ingang voor de bijen. Op die manier worden hagedissen uit de korf geweerd. Vlechttechnieken verschillen dus vaak naargelang regio en zorgen visueel voor een andere korf.

Ik zoek vaak verschillende korf types op die wereldwijd gebruikt werden en probeer die na te vlechten. Tevens zoek ik de geschiedenis ervan op om er meer van af te weten.  

Er zijn verschillende vlechttechnieken die zonder borging dreigen verloren te gaan. De meest courante vlechttechniek is de wikkelband techniek. Een veel minder voorkomende vlechttechniek is de lokkenkorf vlechttechniek. De korf is visueel heel mooi, maar wel dikker van wand waardoor het in de Oostenrijkse winters beter beschermd is tegen de koude. Er is nog één familie in Oostenrijk (Steiermark) die deze techniek toepast. Ze willen echter hun “geheim” niet meedelen. Door een reportage in een Oostenrijkse krant, waar tal van foto’s beschikbaar zijn, kon ik de vlechttechniek reconstrueren. Nadien hebben ze gezegd dat ik de enige ben die erin geslaagd ben om dit na te doen.

Korfimkers
Er zijn momenteel heel weinig korfvlechters en korfimkers in onze contreien. Er is een kleine trend dat moderne imkers naast hun houten kasten met raampjes ook één of meerdere strokorven houden, maar dan meer puur uit nostalgische overwegingen. Deze korven kopen ze dan wel aan bij een korfvlechter omdat ze die zelf niet kunnen vlechten.

Ik heb het korfvlechten geleerd van een Rob Triest, een Nederlandse korfvlechter die op het Unesco werelderfgoed Schokland werkt. Hij was in België voor het geven van een korf vlechtcursus. Voor het korfimkeren zelf ben ik aangewezen op de bestaande literatuur. 

Voor mij persoonlijk brengt het uitoefenen van dit ambacht mij rust. Ik vind het belangrijk dat het ambacht in de kijker komt en blijft. Enkel en alleen door dit te doen hoop ik dat het ambacht op lange termijn bewaard blijft voor de toekomst. Daarom sta ik gedurende het jaar op tal van ambachtsmarkten, of geef ik voorstellingen aan verenigingen en rusthuizen.

Als educatief imker op de bijenhal van de stad Gistel breng ik de bezoekende kinderen zo bij hoe de bijen vroeger leefden en toon ik het verschil aan met het moderne imkeren in bijenkasten. Daar breng ik hen via het verhaal van de honingbij de noodzaak bij om zorg te dragen voor onze natuur. Via ambachtsmarkten probeer ik mensen warm te maken voor dit boeiend ambacht. Ik vertel ook veel over het ambacht, vertel over immaterieel erfgoed waardoor er mooie connecties ontstaan.

 

"Bijenkorfvlechtern is een fantastisch ambacht dat verdiend om geborgd te worden voor de toekomst.”

 

© Daniel De Rycker

 

Korfvlechten op de vintagedag aan de historische Oostmolen te Gistel | © Martine Van Litsenburgh