Genkse citétaal
De Genkse citétaal is een taalvariëteit die ontstond in de mijnperiode in de Genkse cités, de wijken opgetrokken voor de huisvesting van mijnarbeiders.
Het begon bij de eerste taalcontacten tussen de Italiaanse gastarbeiders en de lokale Vlaamse bevolking na de Eerste Wereldoorlog. Toen de Italiaanse gastarbeiders aankwamen in België om te werken in de Limburgse mijnen, verliep de communicatie met de Vlaamse bevolking zeer moeizaam. Veel Italianen dachten immers dat ze in een Waalse mijn gingen werken en er dus Frans werd gesproken. Er werd wel veel Frans gesproken, alsook veel lokale Vlaamse dialecten, maar de officiële taal was het Nederlands.
In de mijn heerste bijna een Babylonische spraakverwarring omdat er geen echte algemene voertaal was, die iedereen goed onder de knie had. Dit terwijl communicatie juist zeer belangrijk was om ongelukken te voorkomen. De ondergrondse arbeid zat immers vol gevaren. Mannen communiceerden er maar wat op los, vaak met veel gebaren en verbasterde technische termen. Buiten de mijnen waren er -ook voor de vrouwen- bovendien weinig kansen om Nederlands te leren. De situatie was dus verre van gemakkelijk en er was nood aan een algemene voertaal; een functionele taal om met elkaar te communiceren.
In eerste instantie was deze voertaal grotendeels gebaseerd op het Frans. Een mooi voorbeeld is het woord ‘kezem’, dat gebaseerd was op het Franse ‘quinzaine’ en verwees naar het loon dat mijnwerkers elke veertien dagen kregen uitbetaald.
Door de langdurige taaldiversiteit in de mijnwijken en het beperkte contact met het Nederlands, bleef de kennis van het Nederlands van de eerste generatie meestal beperkt tot een zeer elementair niveau. Dit evolueerde snel toen de kinderen van de eerste generatie mijnwerkers naar school gingen en met hun vrienden Nederlands leerden. Ze waren de zogenaamde ‘tussengroep’. Ze gebruikten het ‘gebrekkige Nederlands’ van hun ouders en ontwikkelden dit verder tot een omgangstaal. Deze omgangstaal werd uiteindelijk de citétaal.
Evolutie van de citétaal
Deze tweede generatie (voornamelijk kinderen van Italiaanse origine) kreeg heel snel het Nederlands onder de knie. Ze vertaalden zelfs voor hun ouders. Een aantal uitdrukkingen van de taalvariëteit die de eerste generatie sprak, zijn blijven verder leven in de omgangstaal van de nieuwe generaties. Het bleef echter niet beperkt tot jongeren van Italiaanse origine. Ook Marokkaanse, Turkse en Griekse jongeren van de tweede en derde generatie hebben de citétaal verder ontwikkeld. Citétaal werd na verloop van tijd een uiting van een nieuwe identiteit: “wij in de cité spreken zo”. Op die manier werd het een eigen ‘slang’. Dit is ook het geval in andere delen van Europa.
Minder bekend is dat de citétaal wellicht ook beïnvloed werd door lokale Limburgse dialecten. Toch zijn hier duidelijke aanwijzingen van. Sprekend is de ‘sh’-klank. Het woord ‘stijl’ wordt uitgesproken als ‘shjtijl’. Je zou denken dat het fenomeen geleend is uit andere talen (Italiaanse dialecten of het Berber), maar de ‘sh’ klank is ook aanwezig in het traditionele Genker dialect. Niet onlogisch, want het traditionele Genker dialect werd ook gesproken in de mijn. Ook dit had een invloed op de vorming van de citétaal.
Citétaal en identiteit
In het begin van de jaren ’80 begonnen de mijnen te sluiten. De tweede generatie, de kinderen van de gastarbeiders, hadden het moeilijk. Deze tweede generatie worstelde soms met het gevoel van onthechting: het gevoel dat je nergens echt bij hoort, noch bij de lokale gemeenschap, noch bij de gemeenschap waar je roots liggen. Deze tweede generatie probeerde o.a. via de citétaal taalkundig ‘grond’ te vinden in Limburg en in Vlaanderen. Op die manier was de citétaal een uiting van die zoektocht naar identiteit en cultuur. Eind jaren ’90 namen lokale hip-hop groepen en rappers dit op. Enkele rappers brachten begin 2000 het album ‘De stijl is 3600’ uit. Naast een artistieke uiting was het een manier om de zware mijnwerkersperiode achter zich te laten.
Daarnaast is de citétaal en zijn uiting in de straatcultuur van de derde generatie niets minder dan een statement: “Dit zijn wij, we zijn hier en we blijven hier”. Ook vandaag leeft het verder in de Genkse hip hop, denk maar aan het collectief ‘Goeie Jongens’.
Citétaal bleef initieel voornamelijk beperkt tot de Limburgse mijnregio. Vooral de Genkse jongeren hebben zich de citétaal toegeëigend. Op die manier werd het iets typisch ‘Genks’. Maar door de toenemende media-aandacht overstijgt de citétaal de grenzen van Limburg. Denk maar aan het personage Smos uit de serie ‘Saferty First’, gespeeld door Matteo Simoni. Op die manier heeft de citétaal ook een andere betekenis gekregen. Het wordt niet meer gelinkt aan het mijnverleden of migratie. Het wordt hipper en cooler en interessant ook voor mensen die niets met Limburg of het mijnverleden te maken hebben. Zodoende gaan ook zij elementen overnemen.
Citétaal als erfgoed
Jongeren, afkomstig uit de cités, begonnen zeer bewust om te gaan met hun taalpraktijk. Om het met een mijnwerkersterm te stellen; ze zijn het gaan ‘ontginnen’. Eerst was het een eerder onbewust taalgebruik. Maar vanaf het moment dat ze via activiteiten de citétaal gingen vastleggen, hebben ze er een klein patrimonium van gemaakt. Die tweede en derde generatie mijnwerkerskinderen zijn er zich van bewust geworden dat de citétaal een deel is van hun identiteit en cultuur. Ze gingen ermee aan de slag en hebben de citétaal verder ontwikkeld. Ze hebben er hun stempel op geplakt, door er ook over te zingen, te acteren en door het expliciet te willen associëren met hun lokale identiteit. In de sociolinguïstiek wordt dit beschreven door de term ‘enregisterment’, letterlijk het ‘registreren’ van een taal. Zo is de Genkse citétaal uitgegroeid tot een bekend taalkundig fenomeen.
Evolutie
(Cité)taal evolueert ook. Ze verandert voortdurend. Door de toenemende internationalisering merken we ondertussen ook invloeden van het Engels en het Arabisch. Ook de hip-hop cultuur heeft de citétaal gewijzigd. De citétaal die ontstond in de jaren ’80 en ’90 is meegegroeid met de oudere generatie. Maar deze verschilt sterk met de citétaal die jongeren vandaag spreken. Een taal is en blijft dynamisch.
*Gebaseerd op het interview door Sam Stefani met Stefania Marzo, hoofddocent Italiaanse taalkunde aan de Universiteit van Leuven. Ze studeerde Romaanse Talen. Stefania is gefascineerd door de rol die sociale betekenis speelt in taalvariatie en –verandering, in het bijzonder in contexten van migratie. De voorbije jaren onderzocht ze, onder andere, de rol van sociale betekenis in de verspreiding van meertalige omgangstalen, zoals de citétaal.
*Deze inzending kadert binnen het project Beleving. 100 levende gebruiken en tradities in Limburg. Een initiatief van het Limburgs Volkskundig Genootschap, in samenwerking met ECRU Erfgoed en Erfgoed Haspengouw, Werkplaats immaterieel erfgoed, Openluchtmuseum Bokrijk, Heemkring Vaart, Haspengouw. TV vzw, Academie voor Streekgebonden Gastronomie en AVANSA-Limburg.