Historisch schutterswezen in Vlaanderen
Schuttersgilden werden eeuwen geleden opgericht om in te staan voor de veiligheid van de plaatselijke bevolking. Vandaag de dag bestaan ze nog steeds in de vorm van sociale verenigingen, waarbij het groepsgevoel primeert. Deze broeder- en zusterschappen houden eeuwenoude tradities als de gildedansen, het vendelen en de trommelkorpsen in ere. Het koningschieten, de optochten met koning- en keizerpaar, de bielemannen, de marketentsters, de teerfeesten, etc. zijn eveneens eigen aan het gildeleven.
Niet alleen de veelheid aan tradities, maar ook het materieel erfgoed, zoals geschriften, beeldjes, oude vaandels en vooral oude gildebreuken en koningszilver, bevestigen het rijke verleden van de gilden. Onder impuls van de Federatie voor Vlaamse Historische Schuttersgilden (FVHS) zetten de schuttersgilden actief in op het levend houden en doorgeven van de diverse tradities van weleer.
Vanaf 1300 zijn er geschreven bronnen (bewaard) van de inrichting van werkelijke schuttersgilden in het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. De ambachtsgilden waren de basis en de drijvende kracht van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden. Eerst ontstonden de kruisbooggilden, veertig à vijftig jaar later verschijnen de handbooggilden. De busgilden of kolveniersgilden en de schermersgilden volgen in de tweede helft van de 15de eeuw.
Rond 1550 verdwijnen stilaan de militaire taken van de schuttersgilden. Voortaan zijn politionele taken, zoals de bewaking van de stadspoorten, de ordehandhaving en de nacht- en brandwacht, hun belangrijkste opdrachten. Hun dominante aanwezigheid in processies en ommegangen is een van hun privilegiën. Met schietspelen bekwamen zij zich in het hanteren van hun wapens. Hun teerfeesten zorgen voor de nodige ontspanning en maken de gilde tevens toegankelijk voor de 'vrouwkens'.
Vanuit de steden sloeg de vonk van het schutterswezen over naar het platteland. Ongeveer in het begin van de zestiende eeuw komen er al op enkele plaatsen schuttersgilden 'ten plattenlande' voor. In de loop van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw groeit het aantal plattelandsschutterijen.
De komst van de Fransen in 1794 betekende voor de schuttersgilden het einde. De bezittingen werden in beslag genomen en verbeurd verklaard. Gelukkig wist men een deel van die bezittingen veilig te stellen, zodat na het einde van de Franse overheersing men niet met lege handen stond.
Na de Franse overheersing namen de schuttersgilden als vereniging voor ontspanning een nieuwe start. Het sociale aspect voert hierbij de bovenhand . Activiteiten organiseren, deelnemen aan wedstrijden...: bij de schuttersgilden was het wapen een manier om mensen samen te brengen, veel meer dan om elkaar te bekampen.