Musette bouwen
De musette is een doedelzaktype dat in de barokperiode geroemd werd om zijn zachte en warme klankkleur, die dicht bij de menselijke stem zou aanleunen. Dat laatste valt te betwisten, maar het is in ieder geval een doedelzak met een zeer aangename geluidssterkte in vergelijking met enkele traditionele neefjes en nichtjes.
Musette had een plaats aan het hof van Versailles. De koning had diverse orkesten tot zijn beschikking aangezien dans en muzikaal vertier een belangrijk onderdeel van het hofleven waren. Zo had je bijvoorbeeld Les Vingt-quatre Violons du Roi, maar ook Les Hautbois Du Roi, waarvan er velen ook musette speelden. Met de musette werd in de 17e eeuw vooral eenvoudige dansmuziek gespeeld door een kleine bezetting. In de 18e eeuw schreef men meer kamermuziek voor het instrument. In vele opera's van onder andere Rameau vinden we een stukje geschreven voor de musette. Naast het koninklijk hof had je ook adellijke musettespelers verspreid over heel Frankrijk. Buiten Frankrijk was het instrument minder bekend, al zou volgens enkele bronnen Bonnie Prince Charles musette gespeeld hebben.
In de barokperiode was pastorale poëzie in de mode, wat ook naar de schilderkunst en de muziek doorsijpelde. De verheerlijking van een geïdealiseerd leven op het platteland stond in schril contrast met de dagdagelijkse werkelijkheid voor het grootste deel van de bevolking, maar dat weerhield de adel er niet van om te dromen van lieflijke herderstafereeltjes. Hierin paste de musette, een van oorsprong traditioneel instrument, aangepast aan de dure smaak van de beau monde, perfect. Met de Franse Revolutie verdween een groot deel van het publiek, zodat het instrument dat al wat op zijn retour was, helemaal van het toneel verdween. In de jaren 1960 groeide de interesse voor de historische uitvoeringspraktijk, waarbij muziek uit onder andere de barokperiode wordt uitgevoerd op originele instrumenten, of exacte replica’s. Gedreven door de vraag van pioniers als Shelley Grushkin, Jean-Christophe Maillard en Jean-Pierre van Hees zijn bouwers gaan proberen die oude musettes weer speelklaar te maken. De meeste gaven het snel op, enkel Remy Dubois uit Petit-Rechain (B) beet door en bereikte weer het niveau van de voorbeelden uit de 18e eeuw. Hij heeft niet alleen vele nieuwe musettes gebouwd, maar ook tientallen musettes hersteld voor musea en muzikanten. Sinds 2013 mag ik hem mijn meester noemen, en daar ben ik nog elke dag blij om.
Het bespelen en bouwen van musette is een beetje een unicum waardoor iedereen elkaar bij naam kent. Er zijn een 6-tal professionele spelers en ruwweg 20 verdienstelijke amateurs. Ik heb als bouwer één collega in Frankrijk, Nicolas Rouzier, en mijn meester 'op rust’, Remy Dubois. Je kan dus wel van een knelpuntberoep spreken.
Musette is van origine redelijk eenvoudig, maar werd aangepast aan de smaak van de Franse bourgeoisie. Omdat het instrument evenzeer een statussymbool als een gebruiksobject was, was het gemaakt uit exotische houtsoorten, ivoor, zilver en versierd met zijde, en brokaat. Tussen de 16e en de 18e eeuw hebben bouwers de musette uitgebreid met kleppen om het instrument chromatisch te maken en om de tessituur (bereik of toonomvang) te vergroten. Terwijl de bourdon bij eenvoudige types doedelzak slechts één toon produceert, is dit bij de musette veel complexer. Deze bourdon is een cilinder in hout of ivoor van ca. 155 mm lengte, met daarin 13 tot 16 boringen, 5 tot 7 rieten en 6 tot 9 'layettes' waarmee alle noten gestemd kunnen worden. Enkel met de grootste nauwkeurigheid kan je zoiets maken zonder dat die boringen elkaar kruisen. Dit stelt hoge eisen aan het materiaal en de kunde van de bouwer. Daarnaast heeft de musette niet één schalmei (speelpijp), maar twee of drie, ook weer om de toonomvang uit te breiden. Bijkomstig voordeel is de mogelijkheid om twee of drie noten tegelijk te spelen, iets wat andere blaasinstrumenten niet kunnen. Het standaardmodel bevat 12 kleppen, de driestemmige modellen gaan tot 24 kleppen.
Het proces om een musette te bouwen is nogal arbeidsintensief. Ik gebruik enkel ruwe grondstoffen: hout, leer, zilverplaat, koper voor de tubes (de buisjes waar de rieten op gebonden worden) en riet. Zelfs de werktuigen (boortjes, frezen, ruimers,...) moet ik zelf maken of laten maken. Hieraan op je eentje beginnen, lukt niet zonder uitgebreide kennis van instrumentenbouw, werktuigkunde en een historisch model. Mijn meester heeft 40 jaar aan musettes gewerkt, en leert nog altijd bij.
Als ik heel hard doorwerk en geen fouten maak, kan ik in 3 maanden een musette maken. Het draaien van de stukken, naaien van de zak, solderen, vijlen en monteren van de kleppen… neemt dan ongeveer 2 maand in beslag. Daarna begint de moeilijkste fase: het instrument een stem geven. Zoals elke doedelzak maakt de musette gebruik van rieten om klank te maken. Dit zijn twee stukjes gesneden uit een plant, Arundo Donax, samengebonden op een metalen tube. Een beetje zoals het riet van een hobo of fagot. Terwijl die instrumenten maar 1 riet gebruiken, heeft een musette er eentje in elke schalmei, en dan nog eentje per bourdon. Voor een standaard musette maakt dat dus 6 rieten. Die moeten niet alleen op de juiste toonhoogte spelen, maar ook dezelfde klankkleur hebben, en allemaal met dezelfde speeldruk werken. Al die rieten in balans krijgen, en houden, is de grootste frustratie van elke musette bouwer en speler. Misschien is dat wel de reden waarom bijna niemand musette speelt?