Sint-Antoniusvieringen in Vlaanderen
Elk jaar op of rond 17 januari gaat in tal van Vlaamse dorpen een Sint-Antoniusviering door.
De vieringen zijn gewijd aan Sint-Antonius Abt, Sint-Theunis of Toontje met het varken.
Sint-Antonius is een christelijke heilige die leefde in de derde-vierde eeuw en bekend stond als de vader van het monnikenleven. Hij groeide uit tot een belangrijk volks- en pestheilige en is patroon van onder meer varkenshoeders, slagers en landbouwers.
In de elfde eeuw kwamen de relieken van Sint-Antonius Abt in La-Motte-au-Bois (FR) terecht. Het pestjaar 1089 maakte dat deze priorij een belangrijk bedevaartsoord werd, tegen de pest en tegen het zogenaamde Sint-Antoniusvuur (een ziekte die zorgde voor hallucinaties en brandende huidaandoeningen en soms verkeerdelijk beschreven als de pest). Rond dit bedevaartsoord ontstond een broederschap: de orde van de Antonieten, de Antonianen of de Sint-Antoniusbroeders. In zowat alle grote steden in West-Europa, ook in Vlaanderen, vestigden de Antonieten zich en zo bloeide ook de pelgrimage naar Sint-Antonius als belangrijke, genezende beschermheilige.
Het is bovendien aan deze orde van de Antonieten dat de heilige Sint-Antonius Abt de bijnaam ‘Toontje met het varken’ te danken heeft. De broeders ontfermden zich over de zieken en om hen te voeden en te verzorgen, kweekten de broeders varkens. De orde kreeg het voorrecht om die varkens, vaak voorzien van een belletje rond de hals, vrij te laten rondlopen in de steden. Ook in steden waar ze niet gevestigd waren, dwaalden de Antoniusvarkens rond onder de hoede van lekenbroederschappen. Op de herdenkingsdag van Sint-Antonius, op 17 januari (zijn sterfdag), werden de varkens geslacht en werd hun vlees onder de armen en de zieken verdeeld.
De wijdverspreide pelgrimage naar Sint-Antonius en de (lokale) verering op 17 januari, in de stad én zeker op het platteland, zijn door de eeuwen heen geëvolueerd tot de viering in Vlaanderen zoals we die vandaag kennen.
Elke viering heeft haar eigenheid, maar ze delen allemaal een gemeenschappelijke kern. Meestal start men met een religieus deel, dat bestaat uit een (mis)viering (al dan niet als onderdeel van een noveen), een processie en in sommige gemeenten een dieren- en/of tractorwijding. Tijdens deze viering worden er gewoonlijk vleeswaren, zoals (halve) varkenskoppen, pensen en kipkap geofferd. Ook lokale producten, broden en zelfs levende schapen, biggetjes, kippen of konijnen behoren soms tot de offergaven. Vroeger brachten boeren deze offergaven mee voor hun patroonheilige. Vandaag gaat het meestal om schenkingen van lokale handelaars. De offerwaren worden tijdens de (mis)viering gezegend door de priester. Tijdens of na de viering is het ook mogelijk om het beeld van Antonius of een relikwie te vereren. De gelovigen krijgen vaak een herdenkingsvaantje mee.
Na de (eucharistie)viering volgt meestal de verkoop per opbod van de offergaven. Dit aspect van de Sint-Antoniusviering kent vooral in Vlaanderen een grote (en op sommige plaatsen zelfs groeiende) populariteit en trekt vaak vele kijklustigen. De opbrengst van de verkoop gaat steevast naar een goed doel of naar de parochie. Het mag duidelijk zijn dat deze viering steeds door een brede gemeenschap wordt gedragen. De viering wordt immers afgesloten met een waar volksfeest, waar warmte en verbinding centraal staan. Een dorpsbal, een eetfestijn en soms een kermis zijn vaak restanten van de vroegere bedevaartsmis en brengen het sterke sociale karakter van de Sint-Antoniusvieringen duidelijk naar boven.