De fietsende fanfare
Een fietsende fanfare of kortweg velofanfare is een muziekkorps waar je niet alleen een instrument moet kunnen bespelen, je moet het ook kunnen terwijl je fietst!
Zowel het slagwerk als het blaaswerk worden fietsend bespeeld. Op kop rijdt de ‘vaandrig’ (vaandeldrager) met in zijn kielzog de trommelaars op een tandem. Gevolgd door de cimbaal speler en de bespeler van de grote trom (grosse-caisse). Eén van de bekkens (cimbaal) is horizontaal vastgemaakt op het stuur en het andere bekken houdt de cimbalist vast in de rechterhand. Met zijn linkerhand wordt het fietsstuur bediend. De grote trom hangt vast in het frame tussen het stuur en de muzikant. die het instrument met één trommelstok bespeelt. Daarachter fietsen de klaroenblazers. Zij bespelen de ruiterij trompet, een moeilijk te bespelen instrument dat we ook terugvinden bij het muziekkorps van de bereden politie (politie te paard). Het peloton wordt afgesloten met de basklaroenen. Imposante instrumenten die rond het bovenlichaam worden gedragen.
Men zegt van mannen dat ze geen twee dingen tegelijk kunnen, maar de mannen van een velofanfare bewijzen het tegendeel: trappen, sturen, trommelen en toeteren terwijl je ook nog je evenwicht bewaart! Maar ook vrouwen zijn meer dan welkom.
Er wordt een vijftal keer per jaar gerepeteerd maar nooit fietsend. Voor nieuwe muzikanten lijkt de eerste uitvoering een beetje op een kamikaze opdracht, maar dat lukt wel. Het trompetterkorps rijdt zo’n elf kilometer per uur. Niet te traag want dan vallen ze om en ook niet te snel want dan wordt het moeilijk. Vaak zijn de opdrachten heel bijzonder, het inrijden van een nieuw fietspad of een heraangelegde straat. Achter de wielerfanfare rijden dan de burgemeester, schepencollege, gemeenteraadsleden en de bewoners van de wijk. Vaak eindigt een dergelijke uitvoering met een receptie en dat laten de muzikanten zich wel gevallen.
Een optreden op verplaatsing is een serieuze logistieke onderneming. Vandaag worden de fietsen veilig gerangschikt op een speciaal daartoe gebouwde aanhangwagen, vroeger gebeurden de verplaatsingen met de fiets of de trein.
Hoe ontstond deze traditie? Rond 1890 verschenen meer en meer fietsen in het straatbeeld. Er gebeurden ongelukken en er werden wetten uitgevaardigd die het gebruik van de rijwielen reglementeerde. Zo moesten fietsers ringelen, trompen, toeteren aan de hoek van de straat. De vele veloclubs (wielertoeristenclubs avant la lettre) die ondertussen overal in Vlaanderen waren opgericht, vonden er niets beter op dan op kop een klaroenblazer te laten rijden. Dat werden er snel meerdere en zo’n zestig veloclubs hadden hun eigen fietsend trompetterkorps, soms wel met 65 muzikanten. Sport en muziekbeoefening in één en dezelfde vereniging, een opmerkelijk gegeven.
Eind 19de eeuw - begin 20ste eeuw kenden de velofanfares hun bloeiperiode. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de fietsen opgeëist door de bezetter. Na de oorlog raakten sommige velofafares niet meer opgestart en werd de teloorgang van deze rijdende muziekkorpsen ingezet. Er waren ook dirigenten die het ensemble omvormden tot een klassieke harmonie of fanfare waarvan er sommige vandaag de dag nog steeds muziek maken.
Vandaag is er nog één fietsende fanfare actief: Fietsende fanfare KVC De Zwaluw uit Eernegem (Ichtegem - West-Vlaanderen) gesticht in 1891. De fanfare blijft ijverig fietsen, en is dan ook een eye-catcher op veel evenementen in de regio en daarbuiten.
*Boek: Eén van de leden - Geert Vanmaeckelberghe - bracht in 2024 een boek uit rond het fenomeen. Hij kon over minstens 40 velofanfares verspreid over heel Vlaanderen beeld- en archiefmateriaal terugvinden: voldoende om het fijne lees- en kijkboek ‘Fietsen & Trompen’ te spijzen en uit te geven bij uitgeverij Bibliodroom (met steun van VLAMO en Erfgoedcel Kusterfgoed).
*Lezing: Geert trekt door het Vlaamse land om lezingen te geven over deze traditie. Na twee jaar onderzoek is hij ongetwijfeld dé expert op dit vlak, gebrand om deze traditie uit te dragen.