Gregoriaans zingen en aanleren

In zijn ruimste betekenis kan men het gregoriaans zien als het geheel van de Latijnse eenstemmige gezangen uit de christelijke liturgieën (het geheel van gebeden, ceremoniën en handelingen uit een eredienst). In enge zin bevat het gregoriaans de gezangen van het Frankisch-Romeins repertoire in Gallië, dat zich verspreidde in de achtste en negende eeuw. Om het destijds meer aanzien te geven, werd het genoemd naar Paus Gregorius I, bijgenaamd de Grote.

Gregoriaans gezang is eenstemmig, in tegenstelling tot de polyfonie (meerstemmig), waarbij er meerdere melodieën tegelijk weerklinken. In het koor zingen alle zangers dus in dezelfde toon. Gregoriaans wordt bovendien gezongen zonder muzikale begeleiding, het zijn puur de stemmen die de muziek creëren, a capella dus. Vanaf de veertiende eeuw gebruikt men ook de benaming ‘cantus planus’ of ‘plain chant’. Gregoriaans in zijn oude/authentieke vorm, de liturgische gezangen, wordt exclusief in het Latijn gezongen. 

Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw verdween de gregoriaanse zang en de zangpraktijk in veel kerken. Dit mede door een tekort aan kennis over de uitvoering van het gregoriaans zingen en (te) weinig overdracht. Merkwaardig, want op hetzelfde moment bevestigde Vaticanum II het gregoriaans als de kerkmuziek bij uitstek. We bevinden ons dus in een eigenaardige situatie: de Kerk erkent de gregoriaanse zang als eigen aan de liturgie, maar zingen doen we deze gezangen haast nooit. Alleen (gespecialiseerde) zangkoren leggen zich er nog op toe.

Muzieknotatie 
Initieel werd de kennis van het zingen van het gregoriaans enkel mondeling overgedragen, in abdijen en kloosters, waar het hoofdzakelijk gezongen werd. In de negende eeuw verschijnen de eerste geschreven notaties van de gezangen, die vanaf de elfde eeuw tot een volledig notenschrift ontwikkelen: het neumenschrift of de neumennotatie.  

Neumen zijn tekens die de melodiebeweging aangeven bij een gezongen lettergreep, zonder de exacte aanduiding van de toonhoogte of ritme. Dit verschilt dus van de klassieke notenbalk die we vandaag gebruiken, met een notenbalk die de toonhoogte aangeeft en waarbij de duur van de noten uit hun vorm afleesbaar is. Aan het begin van de elfde eeuw verschijnen er handschriften met een notatie die zich situeert op één tot vier lijnen, waardoor ook de toonhoogte van de melodie aangegeven wordt. Dit heet de kwadraatnotatie.

Het schriftelijk vastleggen van het gregoriaans was een hulpmiddel om de vele verfijnde melodieën te kunnen onthouden (een ervaren zanger had toen ongeveer acht jaar nodig om het hele repertoire van buiten te leren!). Niet alleen konden de gezangen beter onthouden worden, maar ook beter doorgegeven worden. Maar door de schriftelijke notatie gingen er na verloop van tijd wel (veel) nuances in de uitvoering verloren. Mede door de komst van de drukkunst werd er rond de vijftiende eeuw werd geleidelijk aan enkel nog maar de toonhoogte opgeschreven, terwijl in de eerste en oudste notaties van het gregoriaans ook dynamische gegevens werden genoteerd; hoe de tekst juist gezongen moest worden, met welke intonatie, klemtoon, dynamiek, …  

Het (aan)leren van het gregoriaans
De studie van de muzikale manuscripten is dan ook de weg om het innerlijke leven zelf van de gregoriaanse zang terug te vinden. Diepgaande kennis en correcte interpretatie van de neumen van de oudste manuscripten vormen de basis van een adequate uitvoering van Gregoriaanse melodieën. De oudere manuscripten en bronnen geven veel meer nuances en info over de uitvoering dan de latere en oudere bronnen, omdat ze het dichtst bij de originele manier van uitvoeren liggen. Het is echter onmogelijk om het gregoriaans te zingen op dezelfde manier waarop het in de negende en tiende eeuw gezongen werd. Maar we kunnen wel trachten om de aanwijzingen te volgen die eenvormig in de vele handschriften genoteerd werden en om geen interpretatie te geven aan de gezangen die tegen die aanwijzingen en notaties ingaan.

Het Graduale Triplex
Een bron die o.a. door het Centrum Gregoriaans gebruikt wordt voor het aanleren van het gregoriaans zingen, is het Graduale Triplex. Eind 19de eeuw werd er vernieuwde energie en aandacht geschonken aan musicologisch onderzoek van de oudste gregoriaanse handschriften (semiologie). Een hoogtepunt hiervan is het Graduale Triplex, uitgegeven door de monniken van Solemnes in Frankrijk in 1978. De neumen van de oudste gregoriaanse handschriften zijn op elke notenbalk aangeduid. Zo wordt er gebruikgemaakt van de notenbalk met de kwadraatnotatie (die de toonhoogte aangeeft). Boven de notenbalk staan de neumen van het 10de-eeuws handschrift van Laon (Frankrijk) weergegeven. Onder de notenbalk staan de neumen van de manuscripten van de Sangallian familie (met een 12de eeuws handschrift uit Einsiedeln, Zwitserland).

Zowel de toonhoogte (melodische notaties) als de toonduur en expressie (oudste voornamelijk dynamische notaties) worden dus weergegeven in deze notatie. In deze diepgaande analyse en samenvatting kon veel van de oorspronkelijke dynamiek teruggevonden worden. Het leidde tot een veel dynamischer en eendrachtigere uitvoeringspraktijk dan enkele decennia terug het geval was. Het keert zo terug naar de (vermoedelijk meest) oorspronkelijke uitvoering en traditie van het gregoriaans zingen.

Maar ondanks deze ontwikkeling van een centrale en eenvormige notatie, zijn er in de hedendaagse uitoefening verschillen te horen. De West-Europese uitvoeringen kunnen zo bijvoorbeeld licht anders klinken dan de Zuid-Europese en/of Mozarabische uitvoeringen, die bijvoorbeeld wat zangeriger klinken dan in West-Europa. Ook de gelegde accenten van de moderne uitvoering kunnen verschillen: zoals de nadruk op bepaalde noten, woorden, climaxen in de tekst en doorheen het lied. 

Gregoriaans zingen vandaag
Gregoriaans zingen is een vrij intense vorm van samenzingen. Doordat zangers eenstemmig samenzingen in het koor, steunen ze elkaar met het correct en toonvast zingen. Er wordt ook nog geregeld gregoriaans gezongen door monniken in abdijen, tijdens o.a. het Getijdengebed. Op dergelijke locaties komt het gezang het beste tot zijn recht, aangezien het in de abdij ook zijn oorsprong kent. 

Maar ook buiten de kloosters en abdijen wordt het gregoriaans bestudeerd, beoefend en gezongen. Vandaag wordt het meestal gezongen door tussen de tien en dertig personen. Gregoriaanse scholas (koren) kunnen zowel bestaan in gemengde vormen (mannen en vrouwen samen) of enkel uit mannen of vrouwen. Er is één voorzanger (cantor) en het koor (de rest van de zangers). De cantor, of de voorzanger, zingt alleen. Het koor valt in, waardoor er een wisselwerking ontstaat in de gezangen. De cantor heeft vaak al veel ervaring, aangezien hij/zij heel correct moet kunnen zingen. Het is echter geen vaste persoon die de rol van cantor invult, verschillende zangers zijn afwisselend cantor. De scholas bestaan ongeveer uit zo’n tien tot dertig personen. 

Door de vereiste kennis om het neumenschrift te kunnen lezen en zingen, vereist het beoefenen van gregoriaans zingen dus ook wat voorkennis. Maar muziek heeft natuurlijk enkel zin als ze ook mag weerklinken: iedere noot die besproken en bestudeerd wordt tijdens het oefenen, wordt uit volle borst gezongen.

Het Centrum Gregoriaans vzw
Het Centrum Gregoriaans vzw houdt samen met de nog bestaande Scholas in Vlaanderen en Nederland de cultuur en de beoefening van het gregoriaans levendig. 

Het Centrum Gregoriaans biedt - als enige in de Lage Landen - een uitgewerkte cursus aan, gespreid over twee jaar.  Ieder jaar omvat een brede waaier aan onderwerpen, zoals geschiedenis, Latijn, analyse van de handschriften en - natuurlijk - zangpraktijk.  Om het geheel voor iedereen toegankelijk en haalbaar te houden, omvat een studiejaar zes lesdagen in de Oude Abdij Drongen en twee à drie zangdagen in abdijen in Vlaanderen of Nederland. 

Door het organiseren van cursussen gregoriaans voor professionals en liefhebbers, vult het Centrum een leemte in het reguliere muziekonderwijs. De theoretische en praktische cursus omvat alle terreinen van de gregoriaanse zang en stelt de cursist in staat om zelfstandig de gregoriaanse zang te beoefenen. Hoewel het Centrum Gregoriaans niet aanleunt bij een filosofische of religieuze overtuiging, is het evident dat de liturgie en de christelijke spiritualiteit, waarvan het gregoriaans een eminente uitdrukking is, de context vormt waarbinnen het gregoriaans functioneert. Het Centrum respecteert daarbij ieders overtuiging. 

Groepszang tijdens een viering | © Hugo Casaer