Manchetbaankegelen in Zonhoven
(Manchetbaan)kegelen bij de Zonhovense kegelclub ‘Kegelgulke’
Met één worp zo veel mogelijk van de 9 in ruitvorm opgestelde kegels omver werpen, dat is de bedoeling van het kegelen. Die worp gebeurt met een bal van zo’n drie kilogram zwaar, die over een smalle baan van zo’n 13 meter lang wordt gerold richting de kegels. Aan het begin van de baan staan twee kegeltjes met een losse lat erop, waaronder de bal gegooid moet worden. Als de lat omvalt, is de worp niet geldig en krijgt de gooier nul punten. Ook als de bal in de goot belandt, is het een nulworp. Per kegel die omvergegooid wordt, krijgt de kegelaar 1 punt. Wie na 15 worpen (3 lei’s van 5 worpen) het meeste punten heeft, is de winnaar van de wedstrijd.
Het kegelspel zoals hierboven beschreven, is ‘manchetbaankegelen’, waarbij de manchet verwijst naar de breedte van de baan waarover de bal gerold moet worden, die dus maar zo breed was als een manchet van een hemd. Daarnaast bestaat ook het ‘vluchtkegelen’, waarbij de bal door de lucht richting de kegels (die vaak groter zijn) gegooid wordt, en het ‘schaarbaankegelen’, waarbij de baan anders van vorm is en dat vooral in Antwerpen populair is.
Kegelen is een oude traditionele sport. In de jaren ’50 en ’60 van vorige eeuw was er bij wijze van spreken wel aan elk café of in ieder gehucht een kegelbaan. In Zonhoven waren er zeker drie banen in het verleden. Vandaag heb ik nog weet van drie clubs in Limburg. Het 'Kegelgulke', de club die ik in 1978 als feitelijke vereniging mee oprichtte en die de naam kreeg van Jan Van Gulke, één van de medeoprichters. Daarnaast zijn er ‘De Forsbol’ in Dilsen en ‘’t Zeelke’ in Opglabbeek.
Ondertussen kegel ik al 50 van mijn 75 jaar. En ook als kind kegelde ik al. Mijn ouders hadden vroeger een café, waar ook een kegelbaan aan verbonden was. Als kind kreeg ik een kleine beloning voor het rechtzetten van de kegels nadat ze omvergeworpen waren. Zowel jongens als meisjes zaten trouwens als ‘opzetters’ achter de coulissen om de kegels recht te zetten. Die ‘ontmoetingen’ eindigden toen eind jaren ’90 een machine geïnstalleerd werd, die de kegels automatisch terug op hun plaats zette. Die machine was afkomstig van een kegelbaan in Duitsland en wordt ruim 25 jaar later ook in de huidige baan nog gebruikt. Door het gebruik van de machine kunnen tot 100 worpen per uur gebeuren.
Gedurende vele jaren werd er gekegeld in een schuur. Enkele jaren geleden moest die schuur plaatsmaken voor een nieuwbouw en in 2018 vond de baan een nieuw onderdak in het huidige gebouw aan de Hasseltse Beverzakstraat, op de grens van Kiewit en Zonhoven. Kris bouwde in 2018 een nieuwe kegelbaan, mede onder impuls van zijn zoon Bjorn die vond dat die traditie niet mocht verdwijnen. De degelijke Duitse elektrische machine om de kegels weer recht te zetten werd verhuisd, al de rest van de kegelbaan is zeer verzorgde nieuwbouw, waaraan een jaar gewerkt werd.
Om het spel wat toegankelijker te maken werd de nieuwe baan ietwat anders gebouwd dan de vorige. Ze is wat korter (ongeveer 13 meter) en breder (ongeveer 30 centimeter) dan vroeger. Zelfs met die aanpassingen belanden er nog af en toe ballen in de goten langs de baan. Het omvergooien van alle 9 kegels komt zelden voor. Sinds de heropening van de nieuwe baan, slaagden daar nog maar twee personen in. Dat waren trouwens geen doorwinterde kegelaars.
Elke vrijdagavond komen een twintigtal clubleden samen om te kegelen. Vooral oudere mannen, maar ook enkele dames. De zoon (21), dochter (16) en vrouw van Kris zijn de jongste spelers van de club. Eens per maand is er een clubwedstrijd. Op een wedstrijdavond worden er gewoonlijk 3 lei’s gespeeld.
Dat het niet louter om snelheid gaat, maar ook wat techniek vergt om te kegelen bewijst een kranige 90’er, die met een constante telkens het merendeel van de kegels omverwerpt. Een combinatie van ervaring, een niet te hoge snelheid en een beetje ‘effect’ meegeven aan de bal. Mikken in de gaffel (de ruimte tussen de hoekkegel en de eerste ernaast) schijnt de beste strategie te zijn. Linkshandigen mikken op de rechtergaffel en rechtshandigen op de linkse.
Met gemiddeld zo’n 10 tot 20 deelnemers per spel is het altijd even wachten eer je weer aan de beurt bent, maar dat ervaart niemand als erg. In het clublokaal is het een gezellige drukte met kegelaars, en kaarters. De kegelaars zelf komen bijna allemaal uit de buurt, regelmatig springt een kegelaar van buiten de provinciegrenzen binnen (bijvoorbeeld Geel, Diest en Drieslinter).
De kosten van de kegelbaan worden afbetaald door afhouding van enkele centen van elke (kleine) inzet per geworpen bal. De is club zelfbedruipend, maar kan in principe niet zonder de goodwill van de eigenaar van het gebouw, die mede onder impuls van zijn zoon de baan heropbouwde.
“Ik kan niet naar het communiefeest komen, want ik moet gaan kegelen”, was een vaak gehoorde uitspraak in de hoogdagen van het kegelen. Maar de laatste decennia nam de populariteit van het kegelen af. Vroeger waren er grote jaarlijkse toernooien, waar tientallen clubs aan meededen (en waar ‘Kegelgulke’ ook meermaals de beker mee naar huis mocht nemen).
Vroeger werd ook vaak buiten gekegeld (en moest de baan elke winter naar binnen verhuisd worden) en gooide men met een houten beslagen bal. Er waren aparte wedstrijden voor mannen, vrouwen en kinderen. Vaak werd er elke dag van het weekend gekegeld en dat duurde vaak tot laat in de nacht (dat had natuurlijk ook met de gezelligheid naast de baan te maken).
Door het ‘vergemakkelijken’ van de baan en het met elkaar spelen van jong en oud en man en vrouw zet Kegelgulke in op het geven van een nieuwe boost aan de oude traditionele sport.
*Deze inzending kadert binnen het project Beleving. 100 levende gebruiken en tradities in Limburg. Een initiatief van het Limburgs Volkskundig Genootschap, in samenwerking met ECRU Erfgoed en Erfgoed Haspengouw, Werkplaats immaterieel erfgoed, Openluchtmuseum Bokrijk, Heemkring Vaart, Haspengouw. TV vzw, Academie voor Streekgebonden Gastronomie en AVANSA-Limburg.