Communiceren achter de scène

Podiumtechnici communiceren achter de schermen op verschillende manieren om een soepele uitvoering van de productie te garanderen. Het publiek mag daar natuurlijk niets van merken. De manier waarop ze communiceren, maar ook de mate waarin wordt gecommuniceerd heeft een grote evolutie doorgemaakt in de loop der jaren.

De mythe van fluitsignalen
Er wordt gezegd dat podiumtechnici vroeger communiceerden met fluitsignalen. Het is onduidelijk hoe de communicatie met fluitsignalen precies verliep en of die ook tijdens de voorstelling gebruikt werd. Er is een mythe die vertelt dat podiumtechnici allemaal zeemannen waren. Zeemannen floten naar elkaar op een zeilschip om signalen door te geven. Die fluitsignalen zouden ook op de scène gebruikt zijn.

Er is ook een bijgeloof dat de artiesten en het publiek niet mochten fluiten. Daarover doen verschillende verhalen de ronde. Mogelijk komt het van het feit dat podiumtechnici bij gefluit zouden denken dat er van alles moest gebeuren en dat het dan mis ging. Een andere verklaring is het vroegere gebruik van gaslicht. Zolang de waakvlam brandde, was er geen probleem. Zodra die vlam uitging, zou er een sissend, fluitend geluid ontstaan. Dat was een signaal om in paniek te raken, want het ontsnapte gas kon een ontploffing veroorzaken. Nog een ander verhaal gaat terug naar manuele trekkenwanden waarbij decorelementen en lichten aan houten balken met touwen hingen. Wanneer die touwen losschoten en de trekken naar beneden vielen, zouden ze een fluitend geluid maken.

Drie kloppen
Bij de start van de voorstelling hoor je soms nog 12 keer snel kloppen op de vloer, waarna er drie langzame kloppen volgen. De twaalf kloppen werden door de toneelmeester met een brigadier (een stevige stok) gegeven, zodat alle technici op hun plaats konden gaan staan. Met de drie kloppen die volgden antwoordden de technici onder de scene, in de toren en aan de andere kant van de scene dat ze klaar waren om te beginnen.

Van lichtsignalen tot hoofdtelefoons
In de opera was er tot er telefonie was sprake van spreekbuizen (zoals op schepen) waardoor iemand kon spreken met de technici die boven of onder de scène werkten. Vanaf 1900 werden er door middel van lichtsignalen cues gegeven. Rood licht betekende ‘attentie’ en groen licht ‘go’. In de jaren 60 kwamen de headsets, hoofdtelefoons met microfoon. Eerst nog verbonden door een kabel, daarna draadloos. Via een headset krijgen techniekers aanwijzingen van één persoon, de toneelmeester. Die persoon bepaalt wat er gebeurt op het podium.

Een podiumtechnieker beschrijft hoe dit in zijn werk ging aan de trekkenwand: 'Vroeger stond je met zes mensen aan de trekkenwand en werkten we met kleurencodes (lichtsignalen, red.). Daarna kregen we via de headset van de toneelmeester ter plaatse door welk touw en welke kleur (die de juiste hoogte voor het changement aangaven, red.). Attentie, alles ontgrendelen, en daarna trek één en go' (Patrick Maipauw).

Door de opkomst van de headset wordt het systeem van de lichtjes bijna niet meer gebruikt, tenzij je geen headset kan gebruiken, bijvoorbeeld de klankman (omdat die het geluid moet horen en dus geen hoofdtelefoon kan opzetten) of op plaatsen waar je geen bereik hebt. Meestal is het systeem van de lichtjes vervangen door een computerscherm. Soms, op grotere festivals bijvoorbeeld, wordt er een systeem gebruikt waarbij het gsm-signaal het overneemt van het draadloze headsetsignaal wanneer deze buiten bereik valt.

Cour en jardin
Podiumtechnici, en ook acteurs, verwijzen met ‘cour’ en ‘jardin’ naar specifieke locaties op het podium. De benamingen zouden dateren uit de tijd van Lodewijk XIV, waar Molière in de Salle des Machines (Palais des Tuileries) met côté cour verwees naar de kant waar de binnenplaats was en met côté jardin naar de kant van de tuin van het paleis. Tot aan de Franse Revolutie verwees men ook naar de plaats van de loge van de koningin (nu cour) en die van de koning (nu jardin).

Cour verwijst naar de linkerkant van het podium, vanuit het perspectief van de acteurs die op het podium staan terwijl ze naar het publiek kijken. Een veelgebruikt geheugensteuntje voor acteurs, is dat cour dan aan de kant van hun coeur (hart) is. Jardin verwijst naar de rechterkant van het podium vanuit hetzelfde perspectief. De termen cour en jardin worden vaak gebruikt om aanwijzingen te geven aan technici, bijvoorbeeld “Doek als Hamlet af cour” (het voordoek dicht doen als Hamlet aan de courkant afgaat).

Autonomer werken
De toneelmeester die alles in de hand heeft en aanwijzingen geeft aan alle technici die dit moeten opvolgen is nu bij ons (zo goed als) verleden tijd. Bij opera’s en musicals bestaat de traditie nog wel dat één persoon alle aanwijzingen geeft vanuit een groot boek. In dat boek staat elke actie die moet gebeuren vermeld. Maar over het algemeen, en zeker in kleinere gezelschappen, is er nu slechts een gemeenschappelijk aanvangssignaal. Daarna doet iedereen zijn eigen ding, puur op basis van het script en wat er op de scène gebeurt.

*Deze tekst kwam tot stand in het kader van het traject van CEMPER rond podiumtechnisch erfgoed. De tekst werd geschreven op basis van interviews met de volgende (oud-)podiumtechniekers: Chris Van Goethem (RITCS), Jesse Jansens (De Munt), Jerome Maeckelbergh (theatrEurope), Karel Clemminck (VIERNULVIER), Paul Kox (De Warande), en vrijwilligers van Stadschouwburg Brugge.

Communiceren achter de scène in De Munt | © Jesse Jansens