De gezongen gebeden van de Oostendse joodse gemeenschap
De synagoge van Oostende werd in 1910-1911 gebouwd. Het is het gebedshuis van een kleine joodse gemeenschap. Door de grootte van de gemeenschap in Oostende komt deze maar een aantal keren per jaar samen. Dit op de twee belangrijkste feesten van de Joden: Roch Hachana, het Joodse Nieuwjaar, en Yom Kipour, de Dag van de Vergevingen. Deze feesten worden gevierd in het bijzijn van een rabbijn (leraar). Gezien de gemeenschap klein is, neemt deze rabbijn de rol van de voorzanger op zich.
Tijdens een viering van de joodse gemeenschap worden de gebeden gezongen. De gebeden worden gezongen, omdat ze in het Hebreeuws geschreven zijn, een taal zonder klinkers. Zo is het woord voor GOD bijvoorbeeld JAVEH, maar het wordt geschreven als J.H.V.H.. Om juist te kunnen zingen, met de juiste uitspraak, zijn er hulpmiddelen. Zo zijn er in elke Synagoge boeken, die de naam humach dragen. Wie modern Hebreeuws kan lezen, zal met behulp van deze boeken de juiste uitspraak kunnen benaderen. Maar het vereist studie, een opleiding tot rabbijn, om een correcte lezing te garanderen. Anders kunnen de teksten fout geïnterpreteerd worden. Die studie is uiterst lang, in feite duurt ze een volledig leven. Een Rabbijn kent de tekst dan ook perfect met alle juiste klemtonen.
Als men deze studies gevolgd heeft is het ook mogelijk om thuis deze gebeden te zingen. Een voorbeeld van deze gebeden is het gebed voor de doden. Hierbij wordt er verwacht dat minstens tien mannen aanwezig zijn om het gebed te zingen. Vrouwen mogen ook meedoen, maar zijn niet verplicht.
Tijdens het zingen wordt er geen gebruik gemaakt van instrumenten, aangezien de feesten op een heilige dag vallen. Op een heilige dag mag men niet werken en muziek spelen ziet men als werken. Een uitzondering hierop zijn de feesten Chanoeka, het feest van de lichtjes, en Poerim, het Lotenfeest, dan wordt er wel gebruik gemaakt van instrumenten.