Volgspots bedienen
Volgspots zijn krachtige schijnwerpers die vaak op een verhoogd platform aan de achterkant van de zaal of in de buurt van het podium worden geplaatst. Ze dienen om aandacht te vestigen op specifieke artiesten, bewegingen of momenten op het podium óf voor het creëren van een bepaalde sfeer. Het soort spots dat wordt gebruikt en de manier van bedienen door podiumtechnici is in de loop der jaren sterk veranderd.
Twee methoden
Er zijn twee manieren om de aandacht op iemand te vestigen door middel van licht. De eerste is de circusmethode waarbij er iemand centraal in de lichtcirkel staat. Daarbij is het ook de bedoeling dat de lichtcirkel duidelijk zichtbaar is. De tweede is de operamethode waarbij een artiest meer wordt belicht dan de rest. Zonder dat je het doorhebt, wordt hierdoor de aandacht op één artiest gevestigd. Bij de operamethode gebeurt de belichting ook heel dikwijls van opzij, vanuit de portaaltorens.
In grote spektakelvoorstellingen kunnen er 8 tot 12 volgspots zijn, zowel in tegenlicht (dat houdt in dat de lichtbundels naar het publiek gericht zijn) als in front. Er wordt dan ook met kleur gewerkt. Dan wordt bijvoorbeeld de leadzanger of de solist er in het wit uitgehaald en zie je een duidelijk verschil met de andere artiesten.
De kunst van het volgen
Op het moment dat iemand uit de coulissen komt, moet de podiumtechnicus die persoon meteen ‘oppikken’. Dan moet de volgspot direct aangaan en de artiest volgen. Dat betekent ook dat je heel goed moet opletten. Je moet de snelheid van de artiest goed volgen. En als de artiest op het podium tot stilstand komt, moet het licht ook stoppen. Het is een echte kunst om dit goed te doen. Al kan je er ook mee spelen. Zo bestaat er een komische act waarbij de acteur met zijn volgspotter speelt. De artiest gaat steeds uit het licht staan en het licht moet de artiest iedere keer opnieuw oppikken.
Een andere techniek is ‘kruisen’. Het gaat dan over twee mensen die van twee kanten komen en beiden worden gevolgd. Op het moment dat de artiesten elkaar kruisen, staan de lichtbundels op elkaar. Dan is het soms beter om de twee lichtbundels terug naar de andere richting te laten bewegen. Volgspotter 1 volgt dus eerst artiest 1 van links naar het midden en nadien artiest 2 van het midden naar links. Volgspotter 2 volgt artiest 2 van rechts naar het midden en nadien artiest 1 van het midden naar rechts. Het publiek ziet gewoon een volgspot die artiest 1 en een volgspot die artiest 2 blijft volgen. Waarom moeten de volgspotters kruisen en niet gewoon één artiest blijven volgen? Dat heeft te maken met het oppikken. Wanneer een volgspot rechts van het podium staat, kan de volgspotter dieper in de linkse coulissen kijken. De volgspotter ziet de artiest dus sneller staan en kan die sneller oppikken en dus ook langer blijven volgen.
Voor het oppikken en kruisen zijn goede afspraken en communicatie nodig. “Het is niet de eerste keer dat ze iemand verkeerd oppikken die dan ergens vanachter in het decor gaat staan. Ik herinner me ook een voorstelling waarbij we met 12 volgspots waren. Een Japanse lichtregisseur gaf ons cues, maar zijn Engels was niet zo denderend. Op het podium stonden onder andere een trombone en een saxofoon. De lichtregisseur gaf aan dat ik ‘the trumpet’ moest belichten, dus ik zette mijn spot op de trombone. Daarop zei hij: ‘No, the other trumpet’. Hij bedoelde dus de saxofoon. Op die manier wordt het natuurlijk heel moeilijk” (Chris Van Goethem).
Een Tsjechische specialiteit is theater waarbij objecten met blacklight worden uitgelicht. Dat is een techniek waarbij de manipulators in een zwart pak gekleed zijn, waardoor je ze niet ziet. Ze houden fluorescerende voorwerpen vast die met blacklight worden verlicht. Soms moet er toch een gezicht zichtbaar zijn. Daarvoor is een gefocust licht nodig dat het gezicht goed kan volgen. Dat wordt gedaan met volgspots die in de coulissen aan een touw aan het plafond hangen. De volgspotters kunnen dan parallel met de acteurs naar voor en naar achter lopen in de coulissen en het gezicht aanlichten zonder dat de objecten of andere manipulators zichtbaar zijn.
Van manuele naar automatische volgspot
Van de 19de tot het begin van de 20ste eeuw werden limelights en arclights gebruikt om iemand te volgen. De limelight is een spot die zijn intrede deed in theaters in 1837. Met een waterstof-zuurstofbrander werd een kalkblok verhit waardoor er heel veel wit licht ontstond op een klein oppervlak. In 1848 kwam ook de arclight op, waarbij twee koolstaven werden aangesloten op een gelijkspanning en zo dicht bij elkaar gebracht werden tot er een vonk oversprong. Door een lens en/of een spiegel in beide toestellen werden lichtbundels gemaakt. Een technicus stond bij de spot om iemand op het podium te volgen. Met filters kon je de bundels kleur geven. In de Koninklijke Stadschouwburg Brugge is er nog een limelight aanwezig. Met de ontwikkeling van elektrische verlichtingstechnologieën werden schijnwerpers op basis van limelight en arclight geleidelijk vervangen. Tegenwoordig wordt de term "limelight" eerder figuurlijk gebruikt om te verwijzen naar de schijnwerpers van de publieke aandacht dan naar het oorspronkelijke lichtsysteem.
Na limelight kwamen de gloeilampen en daarna de hallogeenlampen. Op die spots zit een vizier waar je door kan kijken om iemand op te pikken en een shutter om je lichtcirkel groter of kleiner te maken, scherper of minder scherp. Dat doet de podiumtechnicus handmatig. Op kleine podia gebeurt dat vanuit de projectiecabine, op hele grote podia (zoals het Sportpaleis) gaan podiumtechnici een uur voor de voorstelling omhoog en moeten ze daar de hele voorstelling blijven hangen. Ook in De Warande herinneren ze zich nog dat podiumtechnici van Ballet van Vlaanderen op de lichtbrug boven het podium gingen zitten en van daar met de volgspots dansers volgden.
Op dit moment worden gasontladings- of ledlampen gebruikt in volgspots. Led wordt steeds populairder in projectoren vanwege hun energie-efficiëntie, lange levensduur en het vermogen om snel in- en uitgeschakeld te worden. Een nieuwe tendens is dat de volgspotters verdwijnen naar achter de scène. De technici hebben hierbij een klein namaakvolgspotje met een scherm op. Verschillende technici staan op een rij achter in de coulissen om te volgen. Hun beweging wordt overgenomen door een bewegende spot in de zaal.
Er wordt tegenwoordig ook vaak gewerkt met “tracking”. Daarbij krijgen de artiesten een zender waarmee hun positie kan bepaald worden die dan doorgestuurd wordt naar de spots. De spot kan dan de artiest automatisch volgen. Het nadeel van het werken met een zender is dat er soms plaatsen zijn op het podium waar die zender geen bereik heeft. Het licht blijft dan even hangen en de artiest staat in het donker. Binnen de podiumtechnieken zijn er wel blijvende inspanningen om deze techniek te verbeteren.
*Deze tekst kwam tot stand in het kader van het traject van CEMPER rond podiumtechnisch erfgoed. De tekst werd geschreven op basis van interviews met de volgende (oud-)podiumtechniekers: Chris Van Goethem (RITCS), Jesse Jansens (De Munt), Jerome Maeckelbergh (theatrEurope), Karel Clemminck (VIERNULVIER), Paul Kox (De Warande), en vrijwilligers van Stadschouwburg Brugge.