Imkeren

Imkeren of honingbijen houden bestaat al duizenden jaren. Het bewijs? De honing die gevonden werd in de Egyptische pyramides, de muurtekeningen in Spaanse grotten, de fossiele bijen in barnsteen in het vulkanische Eifelgebergte, ...

In België zijn er zo'n 5000 imkers geregistreerd bij het FAVV, het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen. Daarvan zijn ongeveer twee op drie imkers in Vlaanderen actief en één op drie in Wallonië. Wil je ook graag aan de slag met bijen, dan is het aangewezen om een imkercursus te volgen bij een imkervereniging. Er is immers heel wat kennis nodig om een goeie imker te zijn.

Wat moet je zoal weten?

Bijen leven in harmonie in een kolonie en hebben gedurende hun levenscyclus elk specifieke taken: poetsen, verzorgen, was zweten, aan de ingang wachten, nectar, stuifmeel en propolis halen. Naast honing produceren bijen ook bijenwas, bijengif en propolis.

Bijen spelen een zeer belangrijke rol bij de bestuiving van de gewassen. Zonder deze dieren zouden we veel minder voedsel op ons bord krijgen. Ze zijn de barometer van de natuur.

Bijen komen in het wild voor in de natuur, maar worden ook door mensen gehouden. Vroeger werden voor deze bijen strokorven gemaakt. Nu zijn die strokorven meer en meer vervangen door kasten met raampjes. In dat geval moet het nest niet vernietigd worden en moet ook geen nieuwe kast gemaakt worden.

Het bijenseizoen start in het voorjaar wanneer het zo'n 15°C is. Dan vliegen de winterbijen -die leven zes maanden-, voor het eerst uit en doen hun winterontlasting. Vanaf maart worden de zomerbijen geboren. Omdat ze wel tot 800 km vliegen om voedsel te halen leven ze maar 6 weken. In deze periode kijkt de imker de kasten na en verwijdert alle beschimmelde raampjes. Daarna, tussen april en augustus, blijft de imker de kasten grondig controleren. Hij kijkt regelmatig of alles OK is.

Er wordt meestal twee keer per jaar honing geoogst. Eenmaal na de voorjaarsdracht en daarna nog eens na de zomerdracht. Honing oogsten we door de honingramen (zie foto) te slingeren in een centrifuge. De kleur, samenstelling en smaak van honing varieert sterk naargelang de bevlogen bloemen.

Bijen hebben ook natuurlijke vijanden. Deze variëren volgens regio. Dit zijn beren, dassen, de wespendief, de varroa mijt, de kleine kastkever en recent ook de Aziatische hoornaar. Er zijn dan ook heel wat technieken om nieuwe jonge volkjes te vermeerderen. De meest natuurlijke vorm van vermeerderen is het zwermen. Een koningin kan tot 5 jaar leven. Ze legt in het voorjaar tot wel 2500 eitjes per dag. Wanneer haar legproductie vermindert en ze dus minder vitaal is, zullen de andere werksterbijen nieuwe koninginnendoppen aanmaken waaruit dan nieuwe koninginnen kunnen geboren worden. De oude koningin voelt aan dat ze zal vervangen worden door een jongere opvolgster. Op een dag zal ze wegvliegen en alle haar aanhangige bijen meenemen. Dit noemen we zwermen.

Er worden in onze regio's drie verschillende rassen gehouden. De Carnica, Buckfast en inheemse Zwarte bij. Om die rassen, die elk hun eigen kenmerken hebben, zuiver te houden, worden ook jaarlijks koninginnen naar bevruchtingseilanden gebracht om daar door raszuivere darren van dat specifieke ras bevrucht te worden.
Op deze geïsoleerde eilanden, in Nederland en Duitsland, worden raszuivere darren -mannetjesbijen- gekweekt die nodig zijn voor de bevruchting.

Een imker beschermt zich tegen prikken door het dragen van een kapruin (bijenkap) en handschoenen. Bij het werken aan de bijen wordt een beroker gebruikt om de bijtjes te kalmeren. Krijgt hij (zij) toch een bijenprik, dan probeert hij de angel te verwijderen, waarna hij ijs op de getroffen plaats legt of een zalf smeert. Bij een allergische reactie raadpleegt hij een arts.

Imker aan het werk op de bijenstand in het bos | © Martine Van Litsenburgh