Tonpraten

De traditie van het tonpraten
Tonpraters of buutredeners (Buut is Duits voor ton) treden niet gewoon op, maar ze performen in een ton, die op het podium geplaatst is. Daar geeft de tonprater een humoristische act, waarbij de performer typetjes speelt, moppen maakt en grappige verhalen vertelt. Onder het mom van carnaval -want daaruit groeide het gebruik- schuwt de volkse verteller geen heilige huisjes en durft de strijd aan te gaan met de autoriteit. De ton is zijn spreekgestoelte.

Het tonpraten kan gezien worden als een podiumkunst, waarbij de technieken uit de acteerkunst centraal staan om de humor en act bij het publiek over te brengen. Het vergt talent, maar ook veel oefening. Het is altijd een solo-optreden. Een tonpraat-act is bovendien altijd in het dialect, en dus ongeveer gebonden aan de grenzen van een bepaalde dialectregio; het zou absoluut geen succes hebben in een andere dialectregio. Het tonpraten gebeurt voornamelijk in de periode voor en tijdens carnaval.

België (en dan dan vooral Noord-Oost-Limburg), Nederland en Duitsland vormen niet toevallig het kerngebied van de tonpraters. De eerste melding van een buut dateert uit 1823 (zo’n 200 jaar geleden dus), op een carnavalszitting in Keulen. Net zoals de hofnarren vroeger, stond deze ‘performer’ op een ton om goed te kunnen opvallen. Via het Rijnland verspreidde het gebruik zich over Nederland en verder tot in Noord-Oost-Limburg. 

'Humor maken is niet gelachen'
Ik heb een catalogus van ongeveer 60 à 65 zelfgeschreven acts, die elk zo’n 20 minuten duren, de maximale aandachtsspanne van een publiek. Mijn inspiratie haal ik uit het dagelijks leven: een voetballer, een 25 jaar getrouwd koppel, een Marokkaanse gastarbeider, 'Roger de oude pee', een fotograaf, een vader van een groot gezin, 'Miss SLIMburg', een zatte muzikant, een gemeentewerker etc.

Met humor kan je lachen, maar humor maken is niet gelachen. Ik leerde al snel de kneepjes van het vak. Seks mag, maar niet te veel, wat aangebrande humor is wel oké en religie kan je beter vermijden. Sommige acts schrijf ik op een dag tijd, voor anderen heb ik maanden tijd nodig. Op mijn nachtkastje liggen steevast pen en papier voor als ik in bed een nieuwe ingeving krijg. Mijn vrouw is altijd mijn eerste publiek: zij leest mijn acts na en geeft advies. Vroeger ging mijn vrouw ook regelmatig mee naar mijn optredens, maar als je die acts een keer of drie gehoord hebt, is het ook genoeg geweest, vermoed ik.

Mijn schrijfstijl heb ik ook wel aangepast door de tijd, want ik merkte dat het steeds moeilijker wordt om niemand te kwetsen. Humor is veranderd, en de mensen zijn wat minder verdraagzaam geworden als het om humor gaat. Daarom ken ik graag op voorhand ook mijn publiek, om niet voor verrassingen te komen staan. Een optreden voor zes nonnen is iets heel anders dan voor 1.500 mensen in de Limburghal van Genk. Ik zal ook niet snel een optreden in de mergelgrotten van Kanne vergeten, en enkele optredens op televisie en voor de radio.

Bij elke act horen ook aangepaste kledij en attributen, liefst zo eenvoudig mogelijk en niet te veel om mee te sleuren. De buutredener moet meteen opvallen als hij de zaal binnenkomt en achter zijn 'ton' gaat staan. Die kleren en attributen heb ik mooi geordend in een kast, per act zitten ze in een koffer of een tas. Zo moet ik niet telkens alles bijeenzoeken.

BOL: het Buutte Onderwijs Limburg
Het tonpraten heeft mijn leven enorm veranderd. Ik wil de kunst van en mijn liefde voor het tonpraten dan ook graag doorgeven. 28 jaar geleden werd ik daarover aangesproken door de toenmalige voorzitter van de FEN (Federatie Europese Narren), die de belangen van carnavalsgroepen behartigt. Samen met Raf Hoebers startte ik BOL: het Buutte Onderwijs Limburg. We begonnen met een schooltje in Maasmechelen, erna in Zonhoven, en nu zitten we in Meeuwen.

Jaarlijks volgen maximum 11 leerlingen 11 wekelijkse lessen (telkens van 20u tot 22u11), gevolgd door een try-out. In de lessenreeks worden de leerlingen begeleid bij het bedenken van de humor, geven ze elkaar commentaar, oefenen ze hun act, denken ze na over hun attributen enz.

Er is redelijk wat interesse voor de lessenreeks. Een deel van de leerlingen zijn “vaste klanten”, en de nieuwe leerlingen variëren in leeftijd van 13 jaar tot jonggepensioneerden. Er zijn ook vrouwelijke leerlingen, maar dat is eerder een minderheid. Het merendeel van de leerlingen komt uit de carnavalsverenigingen, en het zijn dikwijls personen die graag willen weten hoe het is om eens op een podium te staan.

Via BOL probeer ik de kunst van tonpraten mee in leven te houden. De interesse in de cursussen is veel belovend, maar tonpraten staat wat onder druk. Het organiseren van feesten wordt altijd maar duurder en daarom wordt er in het aanbod  gesnoeid. 

Bekijk hier een reportage over het tonpraten, met beelden van een optreden van mezelf.

*Meer lezen: ‘Tonpraten en carnaval in Limburg’, een publicatie van Hubert Maessen van FEN Vlaanderen en Roger Schepers (2013).

*Gebaseerd op een interview met Roger Schepers door Pieter Neirinckx.

*Deze inzending kadert binnen het project Beleving. 100 levende gebruiken en tradities in Limburg. Een initiatief van het Limburgs Volkskundig Genootschap, in samenwerking met ECRU Erfgoed en Erfgoed Haspengouw, Werkplaats immaterieel erfgoed, Openluchtmuseum Bokrijk, Heemkring Vaart, Haspengouw. TV vzw, Academie voor Streekgebonden Gastronomie en AVANSA-Limburg. 

Tonprater Roger in actie | © Roger Schepers